Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 327 / Est. 1-3

Bijbeltekst(en)

Koningin Wasti verstoten

1Het was in de tijd van Ahasveros, de Ahasveros die regeerde over een rijk dat zich uitstrekte van India tot Nubië en dat honderdzevenentwintig provincies telde. 2-3In het derde jaar van zijn regering, toen hij in de burcht van Susa zetelde, richtte deze koning Ahasveros een feestmaal aan voor al zijn rijksgroten en hoge functionarissen; alle bevelhebbers van het leger van Perzië en Medië, de adel en de hoofden van de provincies waren aanwezig. 4Vele dagen spreidde hij de rijkdom en luister van zijn koningschap tentoon en de pracht en praal van zijn majesteit – honderdtachtig dagen lang.

5Toen deze dagen voorbij waren, richtte de koning een feestmaal aan voor alle bewoners van de burcht van Susa, van hoog tot laag. Dit duurde zeven dagen, en het werd gehouden in de binnenhof van de tuin van het koninklijk paleis. 6Draperieën van fijn linnen, wit en blauwpurper van kleur, waren aan albasten zuilen bevestigd met roodpurperen koorden van byssus en zilveren ringen; op een mozaïekvloer van porfier, albast, parelmoer en gekleurde stenen stonden rustbanken van goud en zilver. 7Er werd wijn geschonken in gouden bekers, die allemaal verschillend waren, en er was koninklijke wijn in overvloed, zoals men dat bij een koning mag verwachten. 8En bij het drinken gold de regel: geen beperkingen; de koning had alle hofmeesters opgedragen aan ieders wensen tegemoet te komen. 9Ook Wasti, de koningin, richtte een feestmaal aan, voor de vrouwen in het paleis van koning Ahasveros.

10Op de zevende dag, toen de koning door de wijn in een vrolijke stemming was, beval hij Mehuman, Bizzeta, Charbona, Bigta, Abagta, Zetar en Karkas – de zeven eunuchen die zijn persoonlijke dienaren waren – 11om koningin Wasti, getooid met de koninklijke hoofdband, bij hem te brengen; hij wilde de rijksgroten van de volken haar schoonheid laten zien, want zij was mooi. 12Maar toen haar het bevel van de koning door de eunuchen werd overgebracht, weigerde koningin Wasti te komen. Dit ergerde de koning zeer en hij ontstak in woede.

13Hij wendde zich tot de wijzen, die kennis bezaten van het verleden. De koning was namelijk gewoon zijn zaken voor te leggen aan al zijn wet- en rechtsgeleerden. 14Zijn meest vertrouwde raadsheren waren Karsena, Setar, Admata, Tarsis, Meres, Marsena en Memuchan, de zeven rijksgroten van Perzië en Medië; zij hadden vrij toegang tot de koning en bekleedden de hoogste posten in het rijk. 15‘Wat zegt de wet?’ vroeg de koning. ‘Wat moet er gebeuren met koningin Wasti, nu ze geen gehoor heeft gegeven aan het koninklijk bevel dat haar door de eunuchen is overgebracht?’ 16Daarop verklaarde Memuchan ten overstaan van de koning en de rijksgroten: ‘Niet alleen tegenover de koning heeft koningin Wasti zich misdragen, maar ook tegenover alle rijksgroten en alle volken in de provincies van koning Ahasveros. 17Immers, wat de koningin heeft gedaan, zal alle vrouwen ter ore komen en hen ertoe aanzetten hun echtgenoten te minachten. Ze zullen zeggen: “Koning Ahasveros gaf bevel om koningin Wasti bij hem te brengen, maar ze kwam niet.” 18Nog vandaag zullen de vrouwen van alle rijksgroten van Perzië en Medië, zodra ze hebben gehoord wat de koningin heeft gedaan, zich hierop beroepen tegenover hun echtgenoten, en dat zal leiden tot veel minachting en ergernis. 19Als het de koning goeddunkt, laat hij dan een koninklijk besluit uitvaardigen dat schriftelijk in de wetten van Perzië en Medië wordt vastgelegd, zodat het niet kan worden herroepen. Hierin moet bepaald worden dat Wasti koning Ahasveros niet meer onder ogen mag komen en dat de koning haar koninklijke waardigheid aan een ander zal geven, die beter is dan zij. 20Als in het hele rijk – en dat is groot! – bekend wordt dat de koning een dergelijke verordening heeft uitgevaardigd, dan zullen alle vrouwen, van de hoogste tot de laagste, hun echtgenoten met respect bejegenen.’

21Het voorstel van Memuchan vond instemming bij de koning en de rijksgroten, en de koning volgde het op. 22Hij stuurde brieven naar alle provincies van zijn rijk, naar elke provincie in haar eigen schrift en naar elk volk in zijn eigen taal. Daarin stond dat iedere man thuis heer en meester moest zijn, en dat hij de taal van zijn eigen volk moest spreken.

Ester als koningin gekozen

1Na verloop van tijd, toen de woede van koning Ahasveros bedaard was, gingen zijn gedachten weer uit naar Wasti; hij overdacht wat ze had gedaan en wat er over haar besloten was. 2Zijn kamerdienaars opperden: ‘Er zouden voor de koning mooie jonge meisjes gezocht moeten worden, meisjes die nog maagd zijn. 3De koning zou in alle provincies van zijn rijk gevolmachtigden moeten aanstellen met de opdracht op zoek te gaan naar de mooiste meisjes en die bij elkaar te brengen in de burcht van Susa, in het vrouwenverblijf. Daar zouden ze onder toezicht van Hegai moeten worden gesteld, de eunuch die de koning als haremwachter dient, en een schoonheidsbehandeling moeten krijgen. 4En het meisje dat de koning het meest bevalt, zou dan koningin moeten worden in de plaats van Wasti.’ Dit voorstel vond instemming bij de koning en hij voerde het uit.

5Nu woonde er in de burcht van Susa een zekere Mordechai, een Jood. Hij was een zoon van Jaïr, de zoon van Simi, de zoon van Kis, uit de stam Benjamin. 6Hij was een van de ballingen uit Jeruzalem die samen met Jechonja, de koning van Juda, door koning Nebukadnessar van Babylonië in ballingschap waren weggevoerd. 7Deze Mordechai was de pleegvader van Hadassa, ook Ester genoemd, die een nicht van hem was en geen vader en moeder meer had. Na de dood van haar ouders had Mordechai haar als dochter aangenomen. Het meisje was mooi en aantrekkelijk. 8Toen nu het besluit van de koning in een verordening bekend was gemaakt en er veel meisjes bij elkaar werden gebracht in de burcht van Susa, waar ze onder toezicht van Hegai kwamen te staan, werd ook Ester naar het koninklijk paleis overgebracht en onder toezicht van deze haremwachter gesteld. 9Het meisje beviel hem en won zijn gunst. Daarom liet hij haar zonder uitstel de schoonheidsbehandeling en het voorgeschreven voedsel geven en stelde hij zeven voortreffelijke dienaressen uit het koninklijk paleis tot haar beschikking. Bovendien bracht hij haar samen met deze dienaressen over naar het mooiste gedeelte van het vrouwenverblijf. 10Ester had niet verteld uit welk volk of welke familie ze stamde; Mordechai had haar namelijk op het hart gedrukt dit niet bekend te maken. 11En iedere dag wandelde Mordechai langs de voorhof van het vrouwenverblijf om te weten te komen hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren.

12Een meisje was aan de beurt om bij koning Ahasveros te komen wanneer na twaalf maanden haar schoonheidsbehandeling overeenkomstig de voorschriften voor de vrouwen voltooid was: zes maanden werd ze behandeld met mirreolie, zes maanden met balsem en andere schoonheidsmiddelen. 13En telkens als er een meisje na deze voorbereiding naar de koning ging, werd haar uit het vrouwenverblijf alles wat ze wenste meegegeven naar het koninklijk paleis. 14’s Avonds ging ze daar naar binnen, ’s morgens keerde ze terug; ze kwam dan in een ander deel van het vrouwenverblijf, dat onder toezicht stond van Saäsgaz, de eunuch die de koning diende als bewaker van de bijvrouwen. Ze ging niet opnieuw naar de koning, tenzij hij haar begeerde en zij persoonlijk bij hem werd ontboden.

15Toen het de beurt was van Ester – de dochter van Abichaïl, die een oom was van haar pleegvader Mordechai – verlangde zij niets anders mee te nemen dan wat haar werd aangeraden door Hegai, de eunuch die de koning als haremwachter diende. En allen die Ester zagen, keken vol bewondering naar haar. 16Zo werd Ester bij koning Ahasveros gebracht, in het koninklijk paleis, in het zevende jaar van zijn regering, in de tiende maand, de maand tebet. 17En de koning voelde voor Ester meer liefde dan voor alle andere vrouwen, meer dan alle andere meisjes verwierf zij zijn gunst en genegenheid. Daarom deed hij haar de koninklijke hoofdband om en maakte haar koningin in de plaats van Wasti. 18De koning richtte een groot feestmaal aan voor al zijn rijksgroten en hoge functionarissen, het Feestmaal van Ester. Ook kondigde hij voor alle provincies een rustdag af, en met een vrijgevigheid die men van een koning mag verwachten deelde hij geschenken uit.

Mordechai verijdelt een aanslag

19Eens, toen er opnieuw jonge meisjes bij elkaar werden gebracht, deed Mordechai dienst in de Koningspoort. 20Ester had nog steeds niet verteld uit welke familie of welk volk ze stamde, zoals Mordechai haar op het hart had gedrukt; ze gehoorzaamde Mordechai zoals voorheen, toen hij als pleegvader voor haar zorgde. 21Toen Mordechai dus in de Koningspoort zat, gebeurde het dat twee eunuchen die de koning als lijfwacht dienden, Bigtan en Teres, uit verbittering een plan beraamden om koning Ahasveros om het leven te brengen. 22Dit voornemen kwam Mordechai ter ore en hij bracht koningin Ester ervan op de hoogte, en Ester vertelde namens Mordechai alles aan de koning. 23De zaak werd onderzocht en de beschuldiging bleek gegrond. De beide mannen werden aan een paal gehangen. En in aanwezigheid van de koning werd dit alles opgetekend in de kronieken.

Bevelschrift tegen de Joden

1Na verloop van tijd gaf koning Ahasveros een hoge positie aan Haman, de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag: hij plaatste hem boven alle rijksgroten aan zijn hof. 2Alle hoge functionarissen van de koning die in de Koningspoort waren, vielen telkens voor Haman op de knieën en bogen zich voor hem neer, want zo had de koning het geboden. Alleen Mordechai knielde of boog nooit. 3De functionarissen van de koning in de Koningspoort spraken Mordechai daarover aan: ‘Waarom overtreedt u het gebod van de koning?’ 4Dit vroegen ze hem elke dag weer, zonder dat hij zich iets van hun woorden aantrok. Toen lichtten ze Haman erover in, om te zien of Mordechai in zijn houding zou volharden; hij had hun namelijk verteld dat hij een Jood was. 5Toen Haman te weten kwam dat Mordechai niet voor hem knielde of boog, werd hij woedend, 6en hij besloot Mordechai uit de weg te ruimen. Maar nadat men hem had verteld uit welk volk Mordechai stamde, was de dood van Mordechai alleen hem niet genoeg: vanaf dat moment zon Haman op middelen om alle Joden in Ahasveros’ rijk om te brengen, heel Mordechais volk.

7In de eerste maand van het twaalfde regeringsjaar van koning Ahasveros, de maand nisan, liet Haman in zijn bijzijn het poer werpen, dat wil zeggen het lot, over alle dagen en over alle maanden, een voor een, tot en met de twaalfde maand, de maand adar. 8Daarna zei Haman tegen koning Ahasveros: ‘Er is een bepaald volk dat over alle provincies van uw rijk verspreid leeft en te midden van de andere volken zijn eigen leven leidt. Hun wetten verschillen van die van alle andere volken en aan de wetten van de koning houden ze zich niet. De koning is er niet bij gebaat hen ongemoeid te laten. 9Als het de koning goeddunkt, laat er dan een bevel op schrift gesteld worden dat ze moeten worden uitgeroeid. Dan zal ik tienduizend talent zilver afdragen aan de ambtenaren van de koning om in de koninklijke schatkist te storten.’ 10De koning deed zijn zegelring af en gaf die aan Haman, de zoon van Hammedata, de nakomeling van Agag, de vijand van de Joden. 11‘Over dat zilver kunt u vrij beschikken,’ zei hij tegen Haman, ‘en ook over dat volk: doe ermee wat u het beste lijkt.’

12Zo werden op de dertiende dag van de eerste maand de schrijvers van de koning ontboden. Er werd een bevel op schrift gesteld dat precies zo luidde als Haman het wilde en dat gericht was aan de satrapen van de koning, aan de gouverneurs van alle provincies en aan de vorsten van alle volken. Voor elke provincie was er een bevel in haar eigen schrift en voor elk volk in zijn eigen taal. Het werd geschreven in naam van koning Ahasveros en met de zegelring van de koning verzegeld. 13En er werden door boden in alle provincies van het koninkrijk brieven verspreid waarin stond dat op één bepaalde dag, en wel op de dertiende dag van de twaalfde maand, de maand adar, alle Joden moesten worden gedood en volledig uitgeroeid, jong en oud, vrouwen en kinderen inbegrepen, en dat hun bezittingen mochten worden buitgemaakt. 14In alle provincies moesten afschriften van de brief worden verspreid; de inhoud ervan moest overal als wet worden uitgevaardigd en aan alle volken bekendgemaakt, zodat ze zich tegen de genoemde dag gereed konden houden. 15Op bevel van de koning vertrokken de boden met spoed. Ook in de burcht van Susa werd de wet uitgevaardigd. En terwijl de koning en Haman rustig zaten te drinken, raakte de stad Susa in rep en roer.

Ester 1-3NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons