Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 228 / Jes. 22-23, Ps. 52

Bijbeltekst(en)

Jeruzalems misplaatste zelfvertrouwen

1Profetie over het Dal van het visioen.

Wat bezielt jullie om allemaal op de daken te klimmen,

2stad vol rumoer en feestgedruis, oord van opwinding?

Jullie gevallenen zijn niet gevallen door het zwaard,

noch gesneuveld in de strijd.

3Al jullie bevelhebbers zijn gevlucht,

ze zijn zonder slag of stoot gevangen;

hoever ze ook gevlucht waren,

allemaal zijn ze achterhaald.

4Daarom zeg ik: ‘Wend je blik van mij af.

Bittere tranen zal ik wenen

om de ondergang van mijn volk.

Tracht niet langer mij te troosten.’

5Deze dag van ontreddering, verwoesting en verwarring

is een dag van God, de HEER van de hemelse machten,

in het Dal van het visioen.

Overal klinkt gekerm,

hulpgeroep weerkaatst tegen de bergwanden.

6Elam had de pijlkoker gegrepen,

de strijdwagens en de ruiters stonden gereed,

Kir had het schild geheven.

7Jullie mooiste dalen vulden zich met strijdwagens,

ruiters stelden zich op voor de poort –

8toen nam Hij Juda’s beschutting weg.

Op die dag inspecteerden jullie de wapens in het Woud van de Libanon. 9Jullie zagen hoeveel bressen er in de muren van de Davidsburcht waren. Het water van het onderste waterbekken sloegen jullie op. 10Jullie bekeken welke huizen in Jeruzalem afgebroken konden worden om de stadsmuur te versterken. 11En ten slotte legden jullie tussen de muren een reservoir aan voor het water van het oude waterbekken. Maar jullie richtten je blik niet op de maker van dat alles, voor Hem die alles lang tevoren schiep hadden jullie geen oog.

12Op die dag heeft God, de HEER van de hemelse machten,

jullie opgeroepen tot weeklacht en rouw;

jullie moesten je kaalscheren

en een rouwkleed aantrekken.

13Maar jullie maakten plezier en vierden feest.

Jullie slachtten koeien, schapen en geiten,

jullie deden je tegoed aan vlees en wijn.

‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’

14Dit heeft de HEER van de hemelse machten tegenover mij verklaard:

‘Dit wangedrag wordt jullie, zolang je leeft,

onder geen beding vergeven

– zegt God, de HEER van de hemelse machten.’

Profetie over Sebna en Eljakim

15Dit zei God, de HEER van de hemelse machten, tegen mij: ‘Ga naar de dienaar van de koning, naar hofmeester Sebna, en zeg: 16“Wat voert u hier uit? Welke voorouders hebt u hier, dat u hier voor uzelf een graf hebt uitgehouwen?”’ (Sebna had namelijk hoog in de rotsen een laatste rustplaats voor zichzelf uitgehouwen.) 17‘“Met een krachtige worp zal de HEER u wegwerpen, hoe geweldig u ook bent. Hij pakt u op, 18wikkelt u ineen tot een bal en werpt u naar een uitgestrekt land. Dáár zult u sterven, daarheen zullen uw praalwagens gaan. U bent een schande voor het huis van uw meester. 19Daarom ontneem Ik u uw ambt en beroof u van uw post.

20Op die dag zal Ik mijn dienaar Eljakim, de zoon van Chilkia, ontbieden. 21Ik zal hem met uw gewaad kleden en hem uw gordel omdoen; uw macht draag Ik aan hem over. Hij zal als een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en het volk van Juda. 22Ik zal hem de sleutel overhandigen van het huis van David; wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer hij sluit, kan niemand openen. 23Ik zal hem bevestigen, als een pin in stevige grond; voor zijn familie zal hij als een erezetel zijn.”’

24Het hele gewicht van zijn familie, de hele stamboom, zal aan hem gaan hangen: al het kleine vaatwerk, van schalen tot kruiken. 25Op die dag – spreekt de HEER van de hemelse machten – zal de pin in stevige grond losraken. De hele last die eraan hangt komt omlaag, alles valt en gaat te gronde. De HEER heeft gesproken.

De ondergang van Tyrus en Sidon

1Profetie over Tyrus.

Weeklaag, schepen uit Tarsis,

want alle huizen zijn verwoest.

Bij terugkeer uit het land der Kittiërs

kwam het jullie ter ore.

2-3Schreeuw het uit, bewoners van de kuststreek.

De kooplui van Sidon, die de zeeën bevoeren,

hebben jullie rijk gemaakt.

Over grote wateren verscheepten zij

het graan van Sichor, geoogst aan de Nijl,

en jullie hebben het met winst verkocht.

Sidon was de handelaar onder de volken.

4Wees beschaamd, Sion, vesting van de zee,

want de zee wijst je af:

‘Ik heb geen weeën gehad, geen kinderen gebaard,

geen zonen grootgebracht, geen dochters opgevoed.’

5Wanneer het bericht Egypte bereikt,

zal iedereen daar beven van angst

om die tijding over Tyrus.

6Steek over naar Tarsis,

weeklaag, bewoners van de kuststreek.

7Is dit nu jullie bruisende stad,

gesticht in een ver verleden,

met wingewesten overzee?

8Wie heeft aldus besloten over Tyrus,

die stad zo kwistig met kronen,

waar de handelaars vorsten waren

en de kooplui groten der aarde?

9De HEER van de hemelse machten!

Hij heeft besloten het trotse Tyrus te ontluisteren

en de groten der aarde klein te maken.

10Trek landinwaarts, bewoners van Tarsis,

zoals de Nijl Egypte doorkruist,

want de zee biedt geen zekerheid meer.

11De HEER strekt zijn hand uit over de zee,

Hij doet koninkrijken beven en geeft bevel

om de vestingen in Kanaän te verwoesten.

12Hij zegt: ‘Sidon, geplaagde vrouw, geschonden stad,

je levendigheid is voorgoed gedoofd.

Toe dan, steek maar over naar de Kittiërs –

ook daar vind je geen rust.’

13Wat was het lot van het land der Chaldeeën?

Van heel dat volk is niets overgebleven.

Assyrië heeft hun gebied bestemd voor woestijndieren.

Er werden daar stormtorens opgesteld,

en nu zijn hun paleizen verwoest,

het is één troosteloze ruïne.

14Weeklaag, schepen uit Tarsis,

want jullie vesting is verwoest.

15Op die dag zal Tyrus in vergetelheid raken, gedurende zeventig jaar, de levenstijd van een koning. Aan het eind van die zeventig jaar zal het Tyrus vergaan als de hoer uit het liedje:

16Trek met je lier door de stad,

jij vergeten hoertje.

Speel en zing een lied,

zo mooi en zo lang als je kunt,

dan denken ze nog eens aan je.

17En na zeventig jaar zal de HEER zich weer over Tyrus ontfermen. Dan zal zij opnieuw haar hoerenloon krijgen, en voor alle koninkrijken op aarde zal ze de hoer spelen, overal ter wereld. 18Het hoerenloon en de winst die ze maakt, zullen aan de HEER worden gewijd en niet worden bewaard of opgehoopt. Ze zullen ten goede komen aan hen die wonen bij de HEER, zodat zij ruimschoots te eten hebben en zich rijk kunnen kleden.

Jesaja 22-23NBV21Open in de Bijbel

1Voor de koorleider. Een kunstig lied van David, 2toen de Edomiet Doëg naar Saul was gegaan en hem had meegedeeld: ‘David bevindt zich in het huis van Achimelech.’

3Wat prijs je het kwade aan, jij held,

en smaal je voortdurend op God!

4Je zint op ongeluk, je tong

is het scherpe mes van een bedrieger.

5Je hebt het kwade lief, meer dan het goede,

de leugen meer dan de waarheid. sela

6Je houdt van woorden die pijn doen,

van een tong die bedriegt.

7God zelf zal je breken, voorgoed,

Hij zal je grijpen en meesleuren uit je tent,

je wegrukken uit het land van de levenden. sela

8De rechtvaardigen zullen het zien, vol ontzag,

en zij lachen hem uit:

9‘Kijk die held,

die zijn toevlucht niet zocht bij God,

maar vertrouwde op zijn rijkdom –

zijn toevlucht werd zijn ongeluk.’

10Maar ik ben als een groene olijfboom

in het huis van God,

ik vertrouw op de liefde van God

voor eeuwig en altijd.

11Ik zal U eeuwig loven om wat U hebt gedaan,

ik blijf hopen op uw naam, die goed is,

in de kring van uw getrouwen.

Psalmen 52NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons