Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 144 / Rom. 12-13, Spr. 25

Bijbeltekst(en)

Leef volgens de wil van God

1Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen. Dat is de ware eredienst die van u wordt gevraagd. 2U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar u veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God wil en wat goed, volmaakt en Hem welgevallig is.

3Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden. U moet verstandig over uzelf denken, in overeenstemming met het geloof, de maatstaf die God ieder van u geschonken heeft. 4Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, 5zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen. 6We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is. Wie de gave heeft te profeteren, moet die in overeenstemming met het geloof gebruiken. 7Wie de gave heeft bijstand te verlenen, moet bijstand verlenen. Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen. 8Wie de gave heeft te troosten, moet troosten. Wie uitdeelt, moet dat zonder bijbedoeling doen. Wie leiding geeft, moet dat doen met volle inzet. Wie barmhartig is, moet daarin blijmoedig zijn.

9Laat uw liefde oprecht zijn. Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan. 10Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf. 11Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest en dien de Heer. 12Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt, en bid onophoudelijk. 13Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij. 14Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. 15Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. 16Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. 17Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. 18Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. 19Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan Mij om wraak te nemen, Ik zal vergelden.’ 20En ergens anders staat: ‘Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd.’ 21Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

1Iedereen moet de autoriteit van het bevoegd gezag erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. 2Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich dus tegen de orde die God heeft bepaald, en wie dat doet roept zijn veroordeling over zich af. 3Wie doet wat goed is heeft van de gezagsdragers niets te vrezen, alleen wie doet wat slecht is. U wilt niets van de overheid te vrezen hebben? Doe dan wat goed is en ze zal u prijzen, 4want ze staat in dienst van God en is er voor uw welzijn. Maar wanneer u doet wat slecht is, kunt u haar beter vrezen: ze voert het zwaard niet voor niets, want als dienares van God geeft ze ieder die het slechte doet de straf die hij verdient. 5U moet haar gezag dus erkennen, en niet alleen uit angst voor straf, maar ook omwille van uw geweten. 6Daarom betaalt u ook belasting en staat wie belasting int in dienst van God. 7Geef iedereen wat hem toekomt: belasting aan wie u belasting verschuldigd bent, accijns aan wie u accijns verschuldigd bent, ontzag aan wie ontzag toekomt, eerbied aan wie eerbied toekomt.

8Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. 9Want: ‘Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is’ – deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ 10Liefde berokkent de naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde.

11U kent de huidige tijd: het moment is gekomen waarop u uit de slaap moet ontwaken, want de redding is ons meer nabij dan toen we tot geloof kwamen. 12De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapens van het licht. 13Laten we daarom zo eerzaam leven als past bij de dag en ons onthouden van bras- en slemppartijen, ontucht en losbandigheid, tweespalt en jaloezie. 14Omkleed u met de Heer Jezus Christus en laat u niet meeslepen door uw aardse natuur met haar begeerten.

Romeinen 12-13NBV21Open in de Bijbel
Andere spreuken van Salomo

1Hier volgen andere spreuken van Salomo, die de dienaren van koning Hizkia van Juda hebben gekopieerd.

2Eer aan God, omdat Hij dingen verbergt,

eer aan de koning, omdat hij dingen doorziet.

3Zo peilloos hoog als de hemel, zo peilloos diep als de aarde,

zo peilloos is het hart van een koning.

4Als het zilver van onzuiverheden is ontdaan,

maakt de edelsmid een prachtige vaas.

5Als de koning zich ontdoet van goddelozen,

schraagt gerechtigheid zijn troon.

6Gedraag je niet aanmatigend in aanwezigheid van de koning,

ga niet op de plaats van een voornaam persoon staan.

7Het is beter dat de koning je naar voren roept

dan dat hij je plaats laat maken voor een edelman.

Als je denkt dat iemand iets misdaan heeft,

8sleep hem dan niet overijld voor het gerecht.

Wat zou je moeten doen

als hij je te schande maakt?

9Als je een rechtsgeding met iemand hebt,

breng dan niet te berde wat jou in vertrouwen is verteld.

10Als men daarvan hoort, word jij te schande gemaakt

en breng je jezelf in opspraak.

11Het juiste woord op de juiste tijd

is als een gouden appel op een zilveren schaal.

12Een wijze vermaning voor een luisterend oor

is als een gouden ring, een sieraad van het zuiverste goud.

13Een betrouwbare bode is voor zijn opdrachtgever

als een koele dronk tijdens de oogst: hij beurt hem op.

14Wie wil imponeren met geschenken zonder waarde

is als wind en wolken zonder regen.

15Een heerser laat zich overtuigen door geduld,

kalme woorden breken krachtige tegenstand.

16Als je honing hebt gevonden, ga je dan niet te buiten,

anders raakt je maag te vol en moet je braken.

17Bezoek een vriend alleen zo nu en dan,

anders word je hem te veel en gaat hij je haten.

18Wie een vals getuigenis tegen een ander aflegt

is als een bijl, een zwaard, een scherpe pijl.

19Vertrouwen op een onbetrouwbaar mens in tijden van nood

is als eten met een rottend gebit, lopen met een verzwikte enkel.

20Een vrolijk lied zingen voor iemand die treurt

is als je ontkleden op een koude dag,

of azijn gieten op soda.

21Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten,

als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken.

22Dan stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd,

en de HEER zal je belonen.

23Zoals de noordenwind een striemende regen brengt,

zo brengt geroddel woedende blikken.

24Je kunt beter op een hoek van het dak wonen

dan in één huis met een vrouw die ruzie zoekt.

25Een goed bericht uit een ver land

is als koel water voor een dorstige keel.

26Een rechtvaardige die een goddeloze niet weerstaat,

is als een troebele bron, een vergiftigde put.

27Overmatig honing eten is niet goed,

overmatig eer zoeken al evenmin.

28Iemand zonder zelfbeheersing

is als een stad waarvan de muur is geslecht.

Spreuken 25NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons