Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Stap 5 Spelregels voor het volk van God

Bijbeltekst(en)

Exodus 19

Verschijning van de HEER op de Sinai; de tien geboden

1In de derde maand, op precies dezelfde dag dat ze uit Egypte waren weggetrokken, kwamen de Israëlieten in de Sinaiwoestijn. 2Ze waren vanuit Refidim verder getrokken en in de Sinaiwoestijn gekomen. Daar sloegen de Israëlieten hun kamp op, vlak bij de berg. 3Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: 4“Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. 5Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort Mij toe. 6Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’ 7Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen en deelde hun alles mee wat de HEER hem had opgedragen. 8En het hele volk antwoordde als uit één mond: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’ Mozes bracht het antwoord van het volk aan de HEER over, 9waarop de HEER tegen hem zei: ‘Ik kom naar je toe in een donkere wolk, dan kan iedereen het horen wanneer Ik met je spreek en zullen ze voor altijd vertrouwen in je hebben.’ Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord, 10zei de HEER hem ook: ‘Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen. 11Bij het aanbreken van de derde dag moeten ze gereed zijn, want op die dag zal de HEER voor de ogen van heel het volk neerdalen op de Sinai. 12Geef aan tot waar het volk mag komen, en waarschuw hen dat ze de berg niet op gaan; zelfs de voet daarvan mogen ze niet aanraken. Wie zich op de berg waagt, moet ter dood gebracht worden. 13Zo iemand mag met geen vinger aangeraakt worden; hij moet worden gestenigd of met pijlen doorboord. Of het nu mensen of dieren betreft, ze mogen niet in leven blijven. Pas als het geluid van een ramshoorn weerklinkt, mogen ze de berg op gaan.’ 14Weer ging Mozes naar beneden, naar het volk. Hij droeg hun op zich te heiligen en hun kleren te wassen. 15‘Zorg ervoor dat u binnen drie dagen gereed bent,’ zei hij, ‘en dat u in de tussentijd geen gemeenschap hebt met een vrouw.’

16Op de derde dag, bij het aanbreken van de morgen, begon het te donderen en te bliksemen, er hing een dreigende wolk boven de berg, en zeer luid weerklonk het geschal van een ramshoorn. Iedereen in het kamp beefde. 17Mozes leidde het volk het kamp uit, God tegemoet. Aan de voet van de berg bleven ze staan. 18De Sinai was volledig in rook gehuld, want de HEER was daarop neergedaald in vuur. De rook steeg op als de rook uit een smeltoven, en de berg trilde hevig. 19Het geschal van de ramshoorn werd luider en luider. Mozes sprak, en God antwoordde met geweldig stemgeluid. 20De HEER was op de top van de Sinai neergedaald. Hij vroeg Mozes naar Hem toe te komen, en Mozes ging naar boven. 21De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar beneden en waarschuw het volk dat ze niet te dichtbij komen in de hoop de HEER te zien, want dan zullen velen van hen het leven verliezen. 22Ook de priesters, die gewoonlijk wel in de nabijheid van de HEER mogen komen, moeten op eerbiedige afstand blijven, anders zal de toorn van de HEER tegen hen losbarsten.’ 23Mozes antwoordde de HEER: ‘Het volk kan de Sinai niet op gaan. U hebt ons immers zelf bevolen de berg af te grenzen en als heilig te beschouwen.’ 24De HEER zei: ‘Ga naar beneden, en kom samen met Aäron weer terug. Maar de priesters en het volk mogen niet dichterbij komen, zij mogen de berg niet op gaan, anders zal mijn toorn tegen hen losbarsten.’ 25Mozes ging terug naar het volk en bracht hun dit over.

Exodus 20

1Toen sprak God deze woorden:

2‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.

3Vereer naast Mij geen andere goden.

4Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 5Kniel er niet voor neer en vereer ze niet, want Ik, de HEER, uw God, duld geen ontrouw. Als ouders Mij haten en zondigen, roep Ik hun kinderen daarvoor ter verantwoording, tot in het derde en vierde geslacht; 6maar als ze Mij liefhebben en doen wat Ik gebied, bewijs Ik mijn trouw tot in het duizendste geslacht.

7Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan.

8Houd de sabbat in ere als een heilige dag. 9Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 10maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen. 11Want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft, en op de zevende dag rustte Hij. Daarom heeft de HEER de sabbat gezegend en geheiligd.

12Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.

13Pleeg geen moord.

14Pleeg geen overspel.

15Steel niet.

16Leg over een ander geen vals getuigenis af.

17Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

Exodus 19:1-20:17NBV21Open in de Bijbel

Twee maanden nadat ze Egypte hebben verlaten, komen de Israëlieten bij de berg Sinai. Op die berg heeft Mozes opnieuw een bijzondere ontmoeting met God. Het wordt tijd voor een volgende stap in de relatie tussen God en zijn volk. God heeft de Israëlieten bevrijd en een eigen land beloofd. Zij moeten op hun beurt leven op een manier die past bij die vrijheid en bij de manier waarop God voor hen zorgt. Daar hoort een verbond bij, een plechtige belofte van beide kanten.

God begint door zichzelf nog een keer voor te stellen: ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.’ Alles wat hierop volgt, staat in dat licht. God verdient de volledige toewijding van zijn volk. Eén keer per week moeten de Israëlieten hun werk onderbreken om te genieten van de schepping, aandacht voor elkaar te hebben en stil te staan bij Gods zegeningen. En dat geldt voor iedereen die bij hen leeft, ook voor slaven, en zelfs voor de dieren!

Als de Israëlieten beseffen hoe God hen bevrijd en gezegend heeft, helpt dat ook om niet te verlangen naar het eigendom van anderen. En het feit dat God ieder mens geschapen heeft, moet hen ervan weerhouden elkaar vals te beschuldigen of zelfs te doden.

Nog steeds vormen onderdelen van de ‘tien geboden’ de basis van het rechtssysteem van veel landen. Maar eigenlijk zijn deze basisregels niet los verkrijgbaar: ze zijn geworteld in een relatie met de God die zijn mensen bevrijdt.

Kun jij voor elk van de tien geboden een voorbeeld bedenken dat bij jouw leven past? Wat zou je anders doen als je je hier strikt aan zou houden?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons