Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
8 april 2022

Uitgesproken liefde

Door Paulien Couvée

‘Eerste liefde’. Daarover gaat het in de Boekenweek die morgen begint. Een belangrijk én spannend thema. Het bepaalt mij bij een opmerkelijk gesprek met Petrus waarover de Bijbel vertelt.

Petrus is de apostel die mij altijd raakt. Hij is bevlogen, direct, impulsief. Hij gaat ervoor, zonder aarzeling of twijfel. Maar in Petrus herken ik ook mijn eigen kwetsbaarheid. Hij speelt een hoofdrol in het verhaal van Jezus. Hij is de beoogde leider van de twaalf. Jezus gaf hem de naam ‘rots’, mens om op te bouwen. Maar wat is er voor nodig om dat ook werkelijk te zijn? Voordat je een rots bent waarop mensen kunnen bouwen, moet er wel wat gebeuren in een mens en aan een mens.

Door de diepte

Het laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie boort diep en blikt terug op Petrus’ rol. Petrus zag als eerste de nauwe band tussen Jezus en God, en zei: ‘U bent de zoon van de levende God.’ Dezelfde Petrus zakt door het ijs als de machthebbers Jezus arresteren, martelen en doden.

Petrus ervaart van binnenuit dat het Evangelie geen mooi en gemakkelijk verhaaltje over liefde is. De Bijbel staat vol met ongemakkelijke hoofdstukken, en het lijdensverhaal van Jezus spant de kroon. Maar dat hoort wel helemaal bij het Evangelie. Zonder de diepte van Goede Vrijdag en dat kille, duistere lijden kunnen we het licht van de opstanding en de warmte daarvan niet ervaren en vieren. Die diepgang mist Petrus. Hij was bedoeld als fundament, als betrouwbaar mens, maar hij is ervoor weggelopen. Petrus valt diep. Maar in dit laatste hoofdstuk van Johannes krijgt hij een nieuwe kans, in een gesprek met jezus na de opstanding.

Petrus krijgt het in dat gesprek met Jezus niet cadeau. Een rots, de leider, dat ben je niet zomaar. In de Bijbel gaat het niet om het type vlotte leiders: goed gekleed, charmante uitstraling, goed gebekt, gehaaid. In de Bijbel zijn leiders getekende mensen die zichzelf keihard tegenkomen in hun feilen en falen. Juist daardoor krijgen ze oog voor wat wezenlijk is en wat er toe doet. ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me Mij lief?’ (Johannes 21:15) Tot drie keer toe vraagt de Opgestane of Petrus Hem liefheeft. ‘Ik ken de man niet’ (Matteüs 26:72) had hij tot drie keer toe gezegd. Nu zegt hij drie maal: ik heb Je lief. Elk JA maakt zijn NEE van toen nu goed. Pas na zijn verloochening en na Pasen, keert Petrus zich naar zijn roeping. Nu loopt hij niet meer om de moeilijkheden heen, maar gaat hij er door heen. Nu kan hij over zijn eigen schaduw heenstappen. Er is hartstocht tussen Jezus en Petrus en via die hartstocht wordt Simon tot Petrus, rots.

De kernvraag als het gaat om geloof is: ‘Heb je Mij lief? Hou je van Mij?’ En nu die vraag beantwoord is, krijgt Petrus een bijbehorende praktijkopdracht: ‘Hoed mijn lammeren’, ‘weid mijn schapen’. Deze liefde voor Jezus is dus niet in zichzelf gekeerd of gericht op zijn eigen ik, maar zij is de bron van heilzame verbinding met andere mensen.

En dan volgt er nog iets in dit verhaal. Jezus zegt tegen Petrus: ‘Toen je jonger was omgordde je jezelf. Wanneer je ouder wordt zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en brengen waarheen jij niet wilt.’ Toen ik jonger was, las ik deze tekst letterlijk. Ik vond het niet een tekst om vrolijk van te worden. Ik dacht dat het betekende: als je ouder wordt, word je afhankelijk van mensen. Dan heb je anderen nodig en die brengen je naar een plaats waar jij niet wilt zijn. Naar een verzorgingstehuis of een aanleunwoning. Nu kijk ik er wat anders tegen aan en zie het meer in verband met Petrus’ ontwikkeling. Navolging begint daar waar ik durf los te laten, waar ik regie uit handen kan geven. Dat heeft niet met leeftijd te maken, maar met de innerlijke groei van een mens. Navolging begint waar je Jezus vertrouwt, waar je je innerlijk helemaal toevertrouwt aan God. Waar je de gedachte loslaat dat je alles in het leven naar je hand kunt zetten of kunt plannen. Dat geeft me innerlijke vrijheid, het maakt dat ik per dag het leven neem en het maakt leven meer ontspannen. ‘Een ander zal je gordel omdoen’, zegt Jezus tegen Petrus. Waarom zo’n nadruk op die ander? Omdat een ander een appel op mij doet, mij aanspreekt en een beroep doet op mijn verantwoordelijkheid. Het is altijd een ander die mij op een weg brengt doordat mijn liefde nodig is, mijn aandacht, mijn geduld, mijn geld, mijn gebed. Door de vraag van die ander kom ik dichterbij, dichterbij God, dichterbij mijzelf.

Steeds weer klinkt die ene vraag: ‘Heb jij Mij lief?’ Jezus houdt niet op met die vraag. Hij vindt het niet vanzelfsprekend. Niet: ‘Ja Heer, dat weet U toch.’ Hij wil het horen. Hij vraagt om uitgesproken liefde. Hij vraagt niet naar je mening over Hem, je beeldvorming, je theologie of je ideologie. Hij vraagt om steeds opnieuw weer bij de liefde te beginnen: ‘Hou je van Mij?’

Ds. Paulien Couvée
Predikant van de Nieuwe Kerk in Middelburg

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons