Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
13 juni 2023Martijn Stoutjesdijk

De rol van de Bijbel in het Nederlandse slavernijverleden

Door Martijn Stoutjesdijk

In een recent interview deed de Surinaamse bisschop Choenni de uitspraak dat je ‘niet zo snel de Bijbel als bondgenoot vindt als je het over slavernij hebt’. Zo wees de bisschop er onder meer op dat er geen enkele Bijbeltekst bestaat die slavernij duidelijk verbiedt. Aan de andere kant zijn er wel heel veel teksten in de Bijbel te vinden die lijken aan te geven dat slavernij geaccepteerd was. Die teksten zijn in het Nederlandse koloniale verleden (van de zeventiende tot de negentiende eeuw) regelmatig door planters en predikanten als ‘wapens’ ingezet om de slavernij te verdedigen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan teksten uit de brieven van Paulus (Kol. 3:22: ‘Slaven, gehoorzaam uw aardse meester in alles...,’ zie ook Ef. 6:5) en oudtestamentische regels over slavernij (bijvoorbeeld Lev. 25:39-55).

In dit artikel ga ik kort in op enkele voorbeelden en laat ik zien hoe christenen die tegen de slavernij waren de Bijbel lazen.

De vloek van Cham

De eerste Nederlandse theoloog die zich uitgebreid over de slavernij uitliet, was de predikant Godefridus Udemans (ca. 1581-1649). Hij betoogde dat alle mensen weliswaar een en dezelfde voorvader hadden en naar Gods beeld en gelijkenis geschapen waren (Gen. 1:26), maar dat na Noachs vervloeking van Cham slavernij deel was geworden van deze wereld. Noach vervloekte Kanaän (Chams zoon) namelijk met de woorden dat hij voortaan zijn broers als slaaf zou moeten dienen (Gen. 9:25-27). Voor Udemans was slavernij nog niet per se iets wat vooral zwarte mensen trof. In de periode na Udemans veranderde dat.

Het idee dat Cham de voorvader van speciaal de zwarte (Afrikaanse) volkeren zou zijn, werd steeds populairder. Met name onder mensen met belangen in de koloniën. Een voorbeeld: toen de predikant Jan Willem Kals (1700-1781) net voet aan wal had gezet in Suriname, waar hij zich voor de bekering van de Afrikaanse slaafgemaakten wilde gaan inzetten, kreeg hij te horen:

‘Laat die vervloekte Chams Kinderen voor den Duyvel vaaren; die zyn Geschaapen om ons Koffy en Suyker te planten.’

Gelukkig was Kals het hier volstrekt mee oneens. Hij noteerde strijdlustig:

‘Weg met zulke verfoeyelijke Gedachten. Ik meene grond te hebben om te kunnen aanwijzen dat deese Menschen van een ende deselve Natuur met ons uit Adam hunne Oorsprong hebben.’

Gelijkenissen

Ook gelijkenissen werden onderdeel van het debat over slavernij. Jezus vertelt in het Nieuwe Testament verschillende gelijkenissen waarin slaven voorkomen. Als Hij tegen slavernij was, zou Hij dat toch niet gedaan hebben, redeneerden verschillende christenen in deze periode. Maar het echte venijn van de gelijkenissen zat hem er niet alleen in dát ze over slaven spraken, maar in de manier waarop ze dat deden. Zo vinden we aan het einde van een gelijkenis in Lucas 12 de uitspraak:

‘De dienaar die weet wat zijn heer wil, maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen’ (vs. 47, het met dienaar vertaalde woord kan ook ‘slaaf ’ betekenen).

Lukas 12:47

In een kritisch artikel in het tijdschrift Dageraad (1863) werd hierover opgemerkt:

‘... een slavenhandelaar of slavenbezitter kan zich, wanneer hij een belijder van het Christendom is, gerust op die woorden van zijn Christus, zijn God, beroepen en daarnaar handelen; hij behoeft daarin niets onmenschelijks te zien, want het komt uit den mond van zijn heiland.’

De voormalige slaafgemaakte Frederick Douglass (1818-1895) bevestigt dat dit in de praktijk ook gebeurde. Hij beschrijft in zijn autobiografie hoe een meester een jonge slavin afranselde en ondertussen precies deze Bijbeltekst citeerde. Dit voorbeeld toont de soms gruwelijke impact van Bijbelteksten in het koloniale slavernijverleden.

‘De geest des Christendoms’

De christenen die kritisch op de slavernij waren en deze graag wilden afschaffen, worstelden met de vraag hoe ze met de Bijbel moesten omgaan. Betekende het ontbreken van een verbod op slavernij dat de Bijbel pro-slavernij was? Nee, dat kon zeker niet het geval zijn, vond de theoloog en abolitionist Nicolaas Beets (1814-1903). Beets wees op het feit dat er zoveel dingen zijn waarover de Bijbel niet spreekt. Aan de Bijbel kunnen we volgens hem echter wel principes ontlenen die we kunnen gebruiken om nieuwe situaties tegemoet te treden. Samen vormen die principes iets wat hij de ‘geest des Christendoms’ noemt. Volgens Beets waren de twee belangrijkste uitgangspunten voor die geest het gebod je naaste lief te hebben als jezelf (Lev. 19:18) en de gulden regel (Matt. 7:12, Luc. 6:31). Volgens Beets en andere christelijke abolitionisten was er niets zo in strijd met het gebod je naaste lief te hebben als de slavernij. Beets concludeerde dan ook ‘dat het geenszins de vraag meer is of de voortduring der Slaverny verdedigd kan worden door het stilzwijgen van de Heilige Schrift over de plichtmatigheid van hare opheffing. Ons christelijk geweten dringt nu eenmaal tot die opheffing.’

Martijn Stoutjesdijk, postdoc-onderzoeker aan de PThU naar de rol van Bijbel en exegese in het Nederlands slavernijdebat van de 17e t/m de 19e eeuw.

Geroepen om vrij te zijn

Geroepen om vrij te zijn

We hebben een boekje gemaakt met daarin verschillende Bijbelverhalen waarin het gaat over slavernij, én over vrijheid. Om kerken en Bijbellezers te helpen om grip te krijgen op slavernij in de Bijbel, en te lezen en leren over het Bijbels perspectief van vrijheid voor alle mensen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons