Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Zesde uur

Als de evangeliën spreken over het zesde uur, denk dan aan het heetste moment van de dag, als de zon op zijn hoogste punt staat. Je zou dan — helemaal in de zomer — het liefst verkoeling in de schaduw zoeken. De evangelist Johannes vertelt dat de kruisiging van Jezus Christus juist op dat moment van de dag plaatsvond. Een bijzonder moment dus om stil te staan bij zijn vrijwillige dood, om ons te redden.

Psalm 90 (91) past heel goed bij dit moment, want het is een krachtige psalm voor als we bang zijn en ons aan Gods hoede willen toevertrouwen.  Jezus Christus, die God en tegelijk ook mens is, kende net als wij het menselijke gevoel van angst. De avond voor zijn kruisiging smeekt Hij zijn en onze Vader om deze beker aan Hem voorbij te laten gaan, om direct daarop te zeggen: ‘Maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt.’ (Mat 26:39). Soldaten droegen en dragen deze psalm soms bij zich als ze de strijd ingaan. En ook als ons leven niet op het spel staat, is dit een gebed dat prachtig uitdrukking geeft aan hoe we ons soms voelen. God waakt over ons.

Een andere gemoedstoestand verbonden met het midden van de dag is moedeloosheid. Dit is een passie van de ziel die juist dan toeslaat: ‘Laat maar, het doet er toch niet toe.’ Monniken en monialen kennen maar al te goed het gevaar van deze gedachten, die door demonen worden ingefluisterd. Voor hen is de ‘demon van de middag’ waarover de psalmist in vers 6 spreekt, een realiteit. En wij weten allemaal uit ervaring wat moedeloosheid met je doet, hoe het al je krachten lamlegt, zoals Evagrius van Pontus in de vierde eeuw al analyseerde. Een medicijn hiertegen is deze psalm.

Psalm 90 (91)

Kernvers: 90(91):9-10

Als je de Allerhoogste tot je schuilplaats maakt,
zal het kwaad je niet bereiken,
geen plaag je tent ooit naderen.

1 Een loflied van David. Zonder opschrift bij de Hebreeën.
Wie onder de bescherming van de Allerhoogste woont,
verblijft in de beschutting van de God van de hemel.

2 Hij zal tot de Heer zeggen: ‘U bent mijn beschermer en mijn toevlucht,
mijn God, op U stel ik mijn hoop.’

3 Want Hij zal je bevrijden uit de strik van de jagers
en je behoeden voor een beangstigend bericht.

4 Met zijn rug zal Hij je schaduw geven,
onder zijn vleugels vind je hoop,
zijn waarheid omgeeft je als een schild.

5 Je zult de verschrikking van de nacht niet vrezen
of de pijl die overdag vliegt,

6 noch wat rondwaart in het duister
of een ongeluk of demon van de middag.

7 Al vallen er duizend aan je zijde
en tienduizend aan je rechterhand,
toch zal het jou niet naderen.

8 Maar met je ogen zul je het aanschouwen
en de vergelding voor de zondaars zien.

9 Want U, Heer, bent mijn hoop.
Als je de Allerhoogste tot je schuilplaats maakt,

10 zal het kwaad je niet bereiken,
geen plaag je tent ooit naderen.

11 Hij heeft zijn engelen de opdracht gegeven
je te behoeden op al je wegen.

12 Op handen zullen ze je dragen
opdat je je voet niet stoot aan een steen.

13 Je zult je voet op adder en koningsslang zetten,
leeuw en draak zul je vertrappen.

14 ‘Want op Mij heeft hij zijn hoop gevestigd; Ik zal hem bevrijden;
Ik zal hem beschermen omdat hij mijn naam kent.

15 Hij zal Mij aanroepen en Ik zal naar hem luisteren,

Ik sta hem bij in nood
en Ik zal hem bevrijden en hem eren.

16 Ik zal hem verzadigen met overvloed van dagen
en hem mijn heil laten zien.’

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons