Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Completen

Als je in een klooster overnacht, zijn de completen de laatste gezamenlijke dienst van het getijdengebed voordat je gaat slapen. Thuis kan dit het gebedsmoment zijn waarop je de wereldse dag afsluit. Het is een mooie gelegenheid om God te danken voor de zaken die goed zijn gegaan en terug te kijken op je dag.

Natuurlijk heb je ook dingen gedaan waar je minder blij mee bent of waarvoor je je ronduit schaamt. Daarvoor kennen we het begrip ‘zonde’. Voordat je jezelf de put in denkt, is het goed om te weten dat het Griekse woord voor zonde (amartia) ‘naast het doel schieten’ betekent. Het is niet het einde van de wereld. Bovendien is God de rechter, niet jijzelf. Dit besef is belangrijk voor de moderne mens die zoveel onrealistische eisen aan zichzelf stelt. 

En ook al heb je iets verschrikkelijks gedaan: bij God is altijd vergeving. Jezus Christus is niet gekomen voor de rechtvaardigen maar om zondaars te redden. Psalm 50 (51), die in zoveel Orthodoxe diensten voorkomt, herinnert ons dagelijks hieraan. Zelfs voor David, die zijn trouwe strijdmakker Uria de dood in stuurt om zijn vrouw in te pikken, is er hoop. Nadat de profeet Nathan hem uit de sluimer van zonde heeft wakker geschud, toont hij een diep berouw. Deze psalm laat zien dat er altijd een nieuw begin mogelijk is.

Psalm 50 (51)

Kernvers: 50:12

Schep een rein hart in mij, God,
en vernieuw in mijn binnenste een oprechte geest.

1 Naar het einde toe. Een psalm van David. 2 Toen Nathan de profeet bij hem was gekomen nadat hij met Bathseba, de vrouw van Uria, geslapen had.

3 Ontferm u over mij, o God, volgens uw grote ontferming;
wis mijn wandaad uit volgens uw overvloedige barmhartigheid.

4 Was mij volledig schoon van mijn ongerechtigheid
en reinig me van mijn zonde.

5 Want ik erken mijn wandaad
en mijn zonde staat me steeds voor ogen.

6 Tegen U alleen heb ik gezondigd;
ik heb kwaad gedaan in uw ogen,
U blijkt rechtvaardig in uw uitspraak
en zegeviert in een rechtsgeding.

7 Want zie, in ongerechtigheid ben ik ontvangen,
in zonden heeft mijn moeder mij gebaard.

8 Want zie, U hebt waarheid lief;
het onbekende en verborgene van uw wijsheid hebt U mij bekendgemaakt.

9 Besprenkel mij met hysop en ik word gezuiverd,
was mij en ik word witter dan sneeuw.

10 Laat mij gejubel en vreugde horen
en het vernederde gebeente zal juichen.

11 Wend uw gelaat af van mijn zonden
en wis al mijn wandaden uit.

12 Schep een rein hart in mij, God,
en vernieuw in mijn binnenste een oprechte geest.

13 Verwerp mij niet, weg van uw aangezicht,
en neem uw heilige geest niet van mij weg.

14 Geef mij de vreugde van uw redding terug,
en sterk mij met een leidende geest.

15 Ik zal overtreders uw wegen leren
en goddelozen zullen terugkeren tot U.

16 Spreek mij vrij van bloedvergieten,
o God, God die mij redt,
dan zal mijn tong uw rechtvaardigheid bezingen.

17 Heer, open mijn lippen,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.

18 Want als U een offer verlangde, dan had ik dat U gebracht;
maar U schept geen behagen in brandoffers.

19 Een offer voor God is een vermorzelde geest;
een hart, vermorzeld en vernederd, zal God niet verachten.

20 Doe goed aan Sion, Heer, wees haar welgezind,
en laat de muren van Jeruzalem opgebouwd worden.

21 Dan zult U zich verheugen in rechtvaardige offers,
in het opgedragene en in brandoffers.

Dan zullen zij jonge stieren op uw altaar neerleggen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons