Joden in de Bijbel
Het woord ‘jood’ wordt verschillend gebruikt. De naam ‘jood’ komt van Juda, een van de zonen van aartsvader Jakob. Het wordt gebruikt:
- voor iemand die bij het volk van Israël hoort;
- voor iemand die specifiek in de provincie Judea woont (als synoniem van Judeeër);
- voor iemand die de joodse religie aanhangt.
Een Joods land
Volgens de Bijbel bewoonden de nakomelingen van Juda het gebied Juda, dat in het Nieuwe Testament Judea heet. Het centrum was Jeruzalem, een stad die ooit werd veroverd door de beroemdste nakomeling van Juda: David
Na de ballingschap
Een joods geloof
Er woonden ook veel Judeeërs in Egypte en andere streken, en die bleven daar hun geloof trouw. Dat werd nog sterker onder de hellenistische en Romeinse overheersing. Zo kwam het godsdienstige aspect van de naam ‘Judeeër’ naar voren, al hoor je dat verschil in het Hebreeuws, Grieks of Latijn niet (jehoedi, ioudaios, judaeus). Ook in het Nederlandse woord ‘jood’ is dat verschil niet te horen.
In het Nederlands schrijf je ‘jood’ als je iemand met het joodse geloof bedoelt. En ‘Jood’ als het gaat om iemand die bij het Judese/Joodse volk hoort.
Kenmerkend voor het jodendom zijn de gebruiken die de wet voorschrijft. Men moet de regels voor de sabbat