Canon in het Nieuwe Testament: evangeliën
Oorspronkelijk waren de evangeliën losse geschriften, apart van elkaar. Waarschijnlijk stonden de namen van de schrijvers er in de vroegste fase nog niet boven. De vier evangeliën zijn, waarschijnlijk in de tweede eeuw na Christus, op naam gezet van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes.
Waarom vier evangeliën?
De kerk koos niet één evangelie uit als ‘het’ evangelie. Waarschijnlijk omdat de verschillende evangeliën elk hun eigen plaats gekregen hadden in bepaalde christelijke gemeentes. In de ene gemeente gold de ene versie als ‘het’ evangelie, in de andere gemeente het andere. Daarom was het in de praktijk niet mogelijk om één versie boven de andere te verheffen. Zo bleven de verschillende evangeliën naast elkaar bestaan.
Volgorde van de evangeliën
In de tweede eeuw na Christus werden verschillende evangeliën naast elkaar gebruikt. Soms werden er meerdere evangeliën in één handschrift opgenomen. De volgorde stond nog niet vast. Er zijn handschriften met de volgorde die canoniek geworden is: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Maar er zijn ook handschriften met andere volgordes, bijvoorbeeld Matteüs, Johannes, Lucas, Marcus. Bij deze volgorde worden eerst de evangeliën genoemd die op naam staan van apostelen (Matteüs en Johannes) en daarna de evangeliën die op naam staan van leerlingen van de apostelen (Lucas en Marcus).
Een duidelijke grens
Vanaf de tweede helft van de tweede eeuw plaatsten kerkvaders de vier evangeliën van de kerk tegenover de vele evangeliën van de ketterse stromingen. Ze noemden de vier evangeliën graag ‘het viervormige evangelie’. Er was nog geen definitieve canon, maar al wel een duidelijke begrenzing: het aantal gezaghebbende evangeliën was beperkt tot Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes.