Wie was Tamar (dochter van David)?

Tamar is de zus van Absalom en een dochter van koning David. Ze wordt verkracht door haar halfbroer Amnon. Tamar gaat in het huis van Absalom wonen en blijft de rest van haar leven alleen.

De naam Tamar betekent: palmboom. Tamar is de enige dochter van David van wie de naam vermeld wordt.
De dochter van Absalom (kleindochter van David) heet ook Tamar (2 Samuel 14:27). Een andere vrouw met de naam Tamar is de schoondochter van Juda (Genesis 38:6).
Tamar is ook de naam van een stad in de woestijn van Juda (1 Koningen 9:8).

Amnon is verliefd op zijn mooie halfzus Tamar, maar hij weet niet hoe hij haar moet benaderen. Daarom vraagt hij zijn vriend Jonadab om raad. Die zegt tegen Amnon dat hij moet doen alsof hij ziek is. Dan moet hij zijn vader vragen of Tamar hem iets te eten kan brengen. Amnon volgt het advies van Jonadab op.
Als Tamar naast zijn bed staat, grijpt Amnon haar vast en zegt dat hij met haar naar bed wil. Tamar weigert en zegt dat Amnon van haar af moet blijven: zij zou haar eer verliezen en iedereen zou er schande van spreken. Maar Amnon luistert niet en verkracht zijn halfzus. Direct daarna krijgt Amnon een afkeer van Tamar en laat haar op straat zetten. Tamar gaat huilend naar huis. Daar komt ze haar broer Absalom tegen. Absalom zegt dat ze hierover beter haar mond kan houden en dat ze de zaak verder moet laten rusten.
Tamar gaat bij Absalom wonen. Omdat Amnon haar onteerd heeft, kan ze niet met iemand anders trouwen (Exodus 22:15; Deuteronomium 22:20-21). Daarom blijft ze de rest van haar leven alleen.

Absalom is woedend op Amnon, maar hij praat er niet over met zijn halfbroer. Hij doet alsof er niets gebeurd is, maar ondertussen zoekt hij een gelegenheid om wraak te nemen.
Twee jaar later nodigt Absalom Amnon en zijn andere broers uit voor een feest. De dienaren van Absalom vermoorden Amnon, maar laten de andere broers ontkomen. Absalom zelf vlucht naar het buitenland.