Inleiding Judas (NBV)
De brief van Judas is een korte brief, gericht aan alle christenen. De brief is geschreven rond het jaar 100 na Christus. In de brief worden christenen gewaarschuwd voor een verkeerde uitleg van het geloof.
Thema
Hoofdthema van de brief is de oproep niet te twijfelen over het geloof zoals dat ‘voor eens en altijd’ is overgeleverd (vers 3) en vast te houden aan wat Jezus
De brief vermeldt dat er mensen de gemeente zijn binnengekomen die vanwege hun handelwijze en ideeën een gevaar vormen voor het geloof. Deze nieuwe predikers misleiden de gemeente.
De auteur stelt dat al vaststaat dat zij gestraft zullen worden en dat het onverstandig is om hen te volgen. Ter onderbouwing verwijst hij naar een aantal situaties uit de geschiedenis waaruit blijkt dat overtreders daadwerkelijk door God gestraft worden, zoals de ontrouwe Israëlieten in de woestijn na de uittocht uit Egypte, en de inwoners van de steden Sodom en Gomorra.
Genre
De brief van Judas is een korte brief zonder specifieke adressering; de brief is gericht aan alle christenen.
Auteur en datering
De schrijver van deze brief noemt zichzelf Judas
Maar de in de brief beschreven situatie wijst op een latere ontstaanstijd, namelijk het eind van de eerste of het begin van de tweede eeuw na Christus. Waarschijnlijk heeft de auteur zijn betoog extra gezag willen geven door het op naam van Judas te zetten. Waar de brief is geschreven, is niet bekend.
Canoniek?
De schrijver van deze brief verwijst vaak naar bestaande verhalen. Niet al deze verhalen zijn bekend uit de Bijbelse traditie. Zo zijn verhalen over de ontrouw van de engelen, de ruzie tussen de aartsengel Michaël en de duivel over Mozes’ dode lichaam en de profetie van Henoch alleen bekend uit de pseudepigrafen
Dit heeft ertoe geleid dat er in de vroege kerk discussie was over de status van het boek Judas: als de schrijver gegevens uit niet-canonieke geschriften in zijn brief opnam, kon de brief zelf dan wel canoniek zijn?
Uiteindelijk is de brief wel in de canon