Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Inleiding Filippenzen (NBV)

Deze brief van de apostel Paulus is gericht aan de gemeente in Filippi. De brief heeft Paulus geschreven rond het jaar 55 in Efeze, of rond het jaar 60 in Rome. In de brief roept Paulus de christenen op om vriendelijk en voorbeeldig te leven, en afstand te nemen van predikers die het evangelie op een andere manier verkondigen.

Thema

In deze brief waarschuwt Paulus de gelovigen in Filippenzen voor rondtrekkende predikers die een ander evangelie verkondigen dan dat van Paulus. Zijn belangrijkste punt van kritiek is dat zij verkondigen dat niet-Joden die in Christus geloven zich moeten laten besnijden en de wet van Mozes moeten naleven. 
Paulus dankt de gemeente voor de steun die hij heeft gekregen, en moedigt hen aan elkaar te ondersteunen. Hij prijst de deugden die hij aan de gemeente toeschrijft en stelt die ten voorbeeld aan andere christengemeenschappen. 
Paulus haalt ook fel uit naar zijn concurrenten en gebruikt grove woorden (‘honden’, ‘versnijdenis’ (als bewuste woordspeling bij besnijdenis in Filippenzen 3:2, en ‘afval’ in Filippenzen 3:8). Het toont hoe gedreven Paulus strijdt voor wat hij ziet als de juiste visie op het evangelie.

Stijl

Filippenzen is een brief waarin lange zinnen voorkomen. Ook wordt er uitvoerig gebruikgemaakt van theologisch taalgebruik.

Doelgroep

De brief aan de Filippenzen is gericht aan de heiligen in de stad Filippi.

Filippi

Filippi was een Romeinse militaire kolonie in de provincie Macedonië (Noord-Griekenland), en een belangrijke handelsstad aan de Via Egnatia, de handelsroute naar Rome.

Gemeente van Filippi

In Handelingen 16:11-40 wordt beschreven hoe Paulus daar het evangelie verkondigde bij de Joodse gemeenschap. Paulus stichtte er de christelijke gemeente waaraan hij deze brief schrijft (Filippenzen 4:15; 1 Tessalonicenzen 2:2). De christelijke gemeente bestond vooral uit niet-Joden.

Opbouw

De brief van Paulus aan de Filippenzen lijkt uit meerdere brieven samengesteld te zijn.

Korte inhoud

Na de openingsformule, groet en een korte dankbetuiging (Filippenzen 1:3-11), brengt Paulus de gemeente in Filippi op de hoogte van zijn gevangenschap (Filippenzen 1:12-26). Hij roemt de Filippenzen voor de wijze waarop ze hun geloof belijden en spoort hen aan te volharden, ook al kan hij hen niet persoonlijk bezoeken. Hij roept hen op eensgezind te blijven en zich niet door tegenstanders van de wijs te laten brengen (Filippenzen 1:27 – 2:18), en brengt hen op de hoogte van zijn plannen om Timoteüs en Epafroditus naar Filippi te sturen (Filippenzen 2:19-30). 
De toon van de eerste twee hoofdstukken is vriendelijk, maar in Filippenzen 3:1 – 4:3 haalt Paulus opeens fel uit naar de ‘vijanden van het kruis van Christus’ (Filippenzen 3:18). 
De brief eindigt weer met een positief gedeelte waarin Paulus de Filippenzen dankt voor hun hulp en steun.

Opbouw

1:1-2 openingsformule en groet
1:3-11 dankzegging
1:12-26 gevangenschap van Paulus
1:27 – 2:4 aansporing tot eensgezindheid
2:5-11 het voorbeeld van Christus
2:12-18 eenheid in vertrouwen op God
2:19 – 3:1 aanbevelingen en groet
3:2 – 4:1 dienaren van Christus en vijanden van het kruis
4:2-9 instructie en afronding
4:10-20 dankwoord
4:21-23 slot
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Auteur en datering

Paulus schreef de brief aan de Filippenzen tijdens een gevangenschap ,zoals te lezen is in Filippenzen 1:7 en Filippenzen 1:14

Misschien zat hij gevangen in het ‘Romeinse hoofdkwartier’ (pretorium) dat hij noemt in Filippenzen 1:13. Het is goed mogelijk dat de brief in Rome is geschreven, rond het jaar 60 na Christus. 
Het kan ook zijn dat deze brief geschreven in Efeze geschreven, rond het jaar 55 na Christus. Paulus zat in die periode gevangen in Efeze, waar ook een pretorium was.

Bronnen

De brief aan de Filippenzen is in de huidige vorm waarschijnlijk een samenvoeging van twee of drie brieven. Een aanwijzing hiervoor is te vinden in Filippenzen 3:1, waar Paulus ineens overgaat van een vriendelijke toon (in Filippenzen 1:1 – 2:30) op een bijtende en scherpe aanval (in Filippenzen 3:2 – 4:7).

Mogelijk haalt Paulus vanaf Filippenzen 3:2 een brief aan die hij eerder geschreven heeft. In Filippenzen 3:1 schrijft hij namelijk: ‘Ik heb er geen moeite mee te herhalen wat ik u al geschreven heb’.

 

Gerelateerde Bijbelgedeelten

Filippenzen 1
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons