Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vespers (avonddienst)

De Oosters-orthodoxe (Byzantijnse) tijdrekening laat net als de Joodse de dag beginnen met het vallen van de avond. Liturgisch gezien begint dus bijvoorbeeld de zondag al op zaterdagavond. Dit gebruik vind je nog terug in de viering van pakjesavond: 5 december is de vooravond van het feest van de Heilige Nikolaas op 6 december. Zo gek is dit niet, je bereidt je vaak ‘s avonds voor op de volgende dag.

Als je meer mee wilt bewegen volgens het kerkelijke ritme zou je het begin van de avond als een nieuw start kunnen gaan zien. Je sluit je bezigheden van overdag af en maakt een bewuste overgang. Natuurlijk is het niet altijd mogelijk om voor het avondeten de uitgekozen drie teksten te bidden, laat staan zoals in een klooster de vespers te vieren. Je kunt misschien wel het licht bij je iconen aansteken, eventueel wat wierook branden en een aantal verzen lezen.

Psalm 103 (104) wordt wel de scheppingspsalm genoemd, want het begin van een nieuwe liturgische dag valt samen met het begin van de heilsgeschiedenis van de schepping. De psalmist geeft een poëtisch relaas van het ontstaan van de aarde. Dat gaat niet zoals in een geschiedenis- of natuurkundeboek maar als een lofzang op Gods grote, scheppende kracht. 

In de heilsgeschiedenis komt na de schepping de val van Adam en Eva, omdat ze ongehoorzaam zijn aan Gods gebod. God verbant hen uit het paradijs waarnaar Psalm 103 (104) verwijst. Vanaf nu heeft de mens geen directe omgang met God meer. Vandaar de roep tot God om ons te verhoren in Psalm 140 (141). Door de val zijn ook mensen onderling vreemden en zelfs vijanden geworden. Vaak is het beter een wachter voor je mond te plaatsen zodat je eerst goed kunt bedenken wat je eigenlijk wil zeggen. De vesperdienst eindigt gelukkig niet in mineur, want de komst van Christus wordt al gevierd met een tekst uit het Evangelie van Lukas (2:29–32), die in veel liturgische tradities voorkomt. In Griekse psaltermanuscripten, die vaak naast de Psalmen het Bijbelboek Oden bevatten, komt deze tekst voor als Ode 13. In het Westen kennen wij het vaak onder de Latijnse naam Nunc dimittis. Dat zijn de eerste twee woorden van dit gebed van Simeon. Wanneer hij het kind Jezus in zijn armen neemt, weet hij dat deze baby degene is die hij zijn leven lang heeft verwacht. Dit is een mooi moment om een kaars of lampade aan te steken om de komst van het licht te vieren.

Psalm 103 (104)

Kernvers: 103(104):24

Hoe groots zijn uw werken, Heer,
met wijsheid hebt U alles gemaakt.

1 Van David.
Zegen de Heer, mijn ziel.
Heer, mijn God, hoe groot bent U,
U bent bekleed met lof en luister.

2 Gehuld in een mantel van licht
spant U de hemel als een tentdoek,

3 bedekt U met water uw bovenzalen,
maakt U de wolken tot uw traptreden;
en wandelt U op de vleugels van de wind.

4 Hij maakt de winden tot zijn boodschappers,
laaiend vuur tot zijn dienaren.

5 Hij grondvest de aarde op haar stevig fundament;
van eeuwigheid tot eeuwigheid zal zij niet wankelen.

6 De diepte bedekte Hem als een gewaad,
de wateren stonden tot boven de bergen.

7 Voor uw berisping vluchtten zij,
verschrikt door de stem van uw donder.

8 Bergen rijzen, vlakten dalen
op de plaats die U voor hen had bestemd.

9 U stelde een grens die de wateren niet meer zullen overschrijden;
zij zullen niet terugkeren om de aarde te bedekken.

10 Hij stuurt het water uit de bronnen de ravijnen in
om tussen de bergen door weg te stromen.

11 Het laaft alle dieren in het veld;
de wilde ezels lessen hun dorst.

12 Daarboven wonen de vogels van de hemel;
te midden van de rotsen laten zij hun stem opklinken.

13 Hij bevloeit de bergen vanuit zijn bovenzalen,
de aarde wordt verzadigd van de vruchten van uw werk.

14 U laat gras groeien voor het vee,
en groene gewassen ten dienste van de mens
om brood voort te brengen uit de aarde,

15 wijn die het hart van de mens vrolijk maakt,
olie die zijn gezicht laat stralen,
ja, brood dat het hart van de mens versterkt.

16 De bomen van het veld worden verzadigd,
ook de ceders van de Libanon, die U geplant hebt.

17 De mussen maken er hun nest
en de reiger troont daarboven.

18 De hoge bergen dienen de herten,
de rotsen zijn een wijkplaats voor de hazen.

19 Hij heeft de maan gemaakt voor de tijden;
de zon weet wanneer zij onder moet gaan.

20 U spreidt het duister, en het wordt nacht;
dan roeren al de beesten van het woud zich;

21 de jonge leeuwen brullen om prooi,
vragen God om hun voedsel.

22 Wanneer de zon opkomt, komen ze bij elkaar
en leggen zich neer in hun holen om te slapen.

23 Een mens gaat eropuit om te werken,
gaat naar zijn arbeid tot de avond valt.

24 Hoe groots zijn uw werken, Heer.
Met wijsheid hebt U alles gemaakt;
de aarde is vervuld van wat U geschapen hebt.

25 Hoe groot en wijd is de zee,
waar ontelbaar veel dieren krioelen,
levende wezens, klein en groot.

26 Daar varen de schepen, daar zwemt de draak,
die U gemaakt hebt om mee te spelen.

27 Allen wachten op U, dat U hun te eten geeft op de juiste tijd.

28 U geeft het en ze doen zich tegoed;
U opent uw hand en allen worden met het goede verzadigd.

29 Wend uw aangezicht af en zij raken verschrikt,
ontneem hun de adem en het is met hen gedaan,
ze verdwijnen en keren terug tot stof.

30 U zendt uw levensadem en zij worden geschapen,
U vernieuwt het aangezicht van de aarde.

31 De glorie van God zij voor eeuwig,
moge de Heer zich verheugen in zijn werken;

32 Hij beschouwt de aarde en doet haar beven,
raakt de bergen aan en doet hen roken.

33 Ik wil de Heer bezingen zolang ik leef,
mijn God lof toezingen zolang ik besta.

34 Laten mijn woorden Hem behagen;
ik verheug mij in de Heer.

35 Dat de zondaars van de aarde verdwijnen
en de wettelozen er niet meer zijn.

Zegen de Heer, mijn ziel.

Psalm 140 (141)

Kernvers: 140(141):1a, 2a

Heer, ik roep tot U, verhoor mij.
Laat mijn gebed als wierook naar U opstijgen. 

1 Een psalm van David.
Heer, ik roep tot U, verhoor mij.
Luister naar mijn smekende stem nu ik tot U roep.

2 Laat mijn gebed als wierook naar U opstijgen
en het opheffen van mijn handen als een avondoffer zijn.

3 Plaats een wacht voor mijn mond, Heer,
en een versterkte deur bij mijn lippen.

4 Laat mijn hart geen kwaadaardige woorden zoeken
om een excuus voor mijn zonden te vinden,
zoals mensen doen die onrecht bedrijven;
ik zal me niet aansluiten bij hun gezelschap.

5 De rechtvaardige zal mij terechtwijzen en vermanen met barmhartigheid,
maar met de olie van zondaars laat ik mijn hoofd niet zalven,
mijn gebed verzet zich tegen hun weldaden.

6 Hun rechters worden tegen de rots verpletterd;
naar mijn woorden zal worden geluisterd,
want ze zijn aangenaam.

7 Zoals een kluit aarde uiteenspat op de grond,
zo worden hun botten verstrooid bij het dodenrijk.

8 Op U, Heer, zijn mijn ogen gericht,
ja, op U, Heer, heb ik mijn hoop gesteld:
neem mijn leven niet weg.

9 Behoed me voor de valstrik die zij voor mij hebben gespannen
en voor de struikelblokken van wie onrecht bedrijven.

10 De zondaars zullen ten val komen in hun eigen net.
Ik sta alleen, totdat ik ontkom.

Ode 13: Nunc dimittis

Kernvers: 13:1

Nu laat U, Heer, uw dienaar gaan,
in vrede, zoals U hebt beloofd.

Gebed van Simeon (Nunc dimittis)

1 Nu laat U, Heer, uw dienaar gaan,
in vrede, zoals U hebt beloofd.

2 Want mijn ogen hebben uw heil gezien,

3 dat U hebt bereid voor de ogen van alle volken:

4 een licht dat openbaring geeft aan de heidenen
en glorie aan uw volk Israël.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons