Context en aantekeningen bij Psalm 104:10-24
Hier vind je informatie over de context van Psalm 104:10-24 en aantekeningen bij de tekst.
Het boek Psalmen als geheel
Plek van deze passage in het geheel
Psalm 104 neemt een unieke positie in binnen het psalter, vooral wat betreft de weergave van de schepping en de goddelijke relatie. Het is een van de afsluitende psalmen van het vierde boek (Ps. 90-106) en een van de langste scheppingspassages in de Bijbel. In tegenstelling tot veel andere psalmen, valt Psalm 104 op door het ontbreken van verwijzingen naar menselijk koningschap, tempel of priesterschap. Deze afwezigheid is vooral opvallend in vergelijking met andere scheppingsverhalen en psalmen die deze elementen vaak benadrukken. In plaats daarvan richt de psalm zich op Gods directe, onbemiddelde relatie met alle schepselen. Het is in de eerste plaats een loflied op God als de schepper, onderhouder en voorziener van de hele schepping. Er bestaat een zekere samenhang tussen deze psalm en andere grote teksten van het Oude Testament over de schepping van de wereld, Genesis 1 en Job 38-39.
Binnen de structuur van het Boek der Psalmen is Psalm 104 verbonden met Psalm 103 door de gedeelde zin “Prijs de HEER, mijn ziel” aan hun begin en einde, waardoor er een thematische link ontstaat tussen Gods vergeving (Psalm 103) en Gods scheppingskracht (Psalm 104). Als natuur- of scheppingspsalm sluit deze psalm aan bij de Psalmen 8, 19, 29, 65 en 148 wat betreft de focus op de natuurlijke wereld. De psalm eindigt met de oproep Halleluja!, dat betekent ‘Loof JHWH!’, zoals ook psalm 105 en 106 (daar ook aan het begin).
Opbouw en kern van de passage
Psalm 104 is opgebouwd als een lofzang op God als de schepper en onderhouder van de wereld. De structuur van de psalm volgt een beweging waarbij eerst Gods schepping en inrichting van de hemel beschreven wordt en daarna die van de aarde en haar bewoners. Het loopt uit op een getuigenis van Gods voortdurende zorg en de afhankelijkheid van alle schepsels (vers 27-30). De psalm kan worden onderverdeeld in verschillende hoofddelen:
I. Opening (vers 1-4): De psalm begint met een oproep om God te loven en beschrijft Hem als de hemelse koning.
II. De aarde als huis van leven (vers 5-26):
a. De schepping van de aarde in de kosmos (vers 5-9)
b. De watervoorziening van de aarde en het onderhoud van de schepping (vers 10-18)
c. De orde der tijden (vers 19-23)
d. Uitroeping van bewondering (vers 24)
e. De zee (vers 25-26)
III. Theologische reflectie: Afhankelijkheid van schepselen van de Schepper (vers 27-30)
IV. Conclusie (vers 31-35): Dit gedeelte bevat wensen voor Gods glorie om te blijven bestaan, vermeldingen van Gods macht over de natuur, en een belofte van voortdurende lofprijzing door de psalmist.
De psalm presenteert een alomvattende kijk op de kosmos als een betekenisvol en geordend geheel, ontworpen en in stand gehouden door een welwillende schepper. De schepping bestaat niet voor de mens, maar in directe verbondenheid met God.
Uitgelicht
God verzorgt zelfs de meest ongetemde en afgelegen gedeelten van zijn schepping. Niet omwille van de mens, maar omwille van zijn eigen wijze, geschapen orde.
Aantekeningen
De verzen 10-18 beschrijven de constante waterverzorging van de aarde, door bronnen (10-12) en door regen (13-18).
Bij vers 10
- U leidt (…) U bevloeit: De Hebreeuwse participiumvormen wijzen op een doorgaand proces van Gods aanwezigheid en activiteit waardoor de schepping in stand blijft en het leven gedijt. Uit de actieve vorm blijkt hoezeer God controle heeft over en richting geeft aan zijn schepping.
- tussen de bergen: De oerzee, die in vers 6 de aarde bedekte tot boven de bergen en de aarde onleefbaar maakte, wordt door God een grens gesteld. Niet als oerzee, maar als bron en beek wordt het water nu door God geleid. De zee is daarmee zelfs een leefbare en begaanbare plek geworden (Ps. 104:25-26).
- bronnen (…) beken: Zie ook Psalm 74:15 en Spreuken 8:24.
Bij vers 11
- drenkt: Gods macht heeft tot gevolg dat Hij zowel de oerzee kan bedwingen in bronnen en beken, als dat Hij daarmee levende schepsels van water kan voorzien, zelfs als ze leven op verafgelegen plekken.
- wilde ezels: Dieren die ver van de menselijke wereld afstonden (zie Job 39:5). In zijn goedheid zorgt God zelfs voor de wildste dieren. Een uitgebreide beschouwing hierover: ‘Gods kijk op de natuur (Job 38-41)’ in het boek Hemels Groen: nieuw licht op duurzaamheid als Bijbels thema
.
Bij vers 12
- Boven de bergen van waaruit dieren te drinken krijgen, leven de vogels. Zij worden niet genoemd vanwege hun afhankelijkheid van het water, maar om hun gezang uit het dichte groen.
Bij vers 13
- hoge zalen: De plaats waar regen, sneeuw en hagel worden bewaard en klaarstaan om door God losgelaten te worden (Deut. 28:12; Ps. 135:7; 148:4; Job 38:22-30).
- Door uw daden raakt de aarde verzadigd: Vgl. Psalm 65:10-14. God wordt getypeerd als een schenkende God, die zijn hand opent om ieder schepsel te voorzien van wat het nodig heeft.
Bij vers 14
- voor het vee: In de psalm worden drie diersoorten genoemd voordat de mens ter sprake komt (wilde ezels, vogels, vee). Het vee wordt hier niet opgevoerd als dieren die ten dienste staan van de mens, maar als een eigenstandige groep schepsels die door God wordt onderhouden. Dat onderstreept dat de mens in deze psalm geen centrale plaats krijgt.
- die (…) moet verbouwen: Doorgaans wordt dit als landarbeid opgevat zoals in vers 23. Dan gaat het over gewassen ‘die de mens moet bewerken’. Het is ook mogelijk om dit te lezen als ‘gewassen die de mens ten dienste staan’.
- Zo zal hij brood winnen uit de aarde: Letterlijk staat er ‘om brood [voedsel] uit de aarde voort te brengen’, waarbij de vraag is wie hier het onderwerp is. De NBV21 verbindt dit met de mens, die als laatste genoemd is. Dat lijkt in eerste instantie ook voor de hand te liggen. Opvallend genoeg is het in het Oude Testament echter nooit de mens die eetbare gewassen ‘voortbrengt’. Het is altijd de aarde zelf die dat doet (Gen. 1:12, Jes. 61:11, Hag. 1:11) en daarachter staat God (zie vooral Gen. 1:11-12). Het ligt dus meer in de lijn van de oudtestamentische beleving dat God het voedsel uit de aarde voortbrengt (Ez. 36:29; Joël 2:19), zoals Hij ook het gras (voor het vee) en de gewassen (voor de mens om te verbouwen) laat groeien. Zo helpt God de mens bij het vervullen van de initiële scheppingstaak, namelijk de aarde te bewerken en te onderhouden (Gen. 2:15).
Bij vers 15
- Wijn (…) geurige olie (…) brood: Deze drie producten zijn noodzakelijk voor het dagelijks leven (zie Deut. 7:13; 8:8; Pred. 9:7) De psalmdichter benadrukt dat het giften zijn van de vrijgevige schepper. Dat vlees daarbij geen onderdeel is van het menu, is veelzeggend. Vlees was weliswaar een luxe in die tijd, beperkt tot feestdagen, maar binnen het beeld van het goede leven, zoals Psalm 104 het beschrijft, leeft de mens van de aarde, en is het niet nodig om dieren te eten.
Bij vers 16
- Bomen van de HEER zuigen zich vol:Als laatste groep die profiteert van het water worden de bomen van de HEER genoemd, ceders die Hijzelf geplant heeft. Hier wordt God voorgesteld als een tuinman met zorg voor de door Hem aangeplante bomen. Zie hiervoor ook: dit artikel uit Met andere Woorden 'In de tuin van God, van paradijs tot paasochtend' (M.J. de Jong)
- de ceders van de Libanon: Majestueuze, zeer grote bomen (Ps. 29:5; 92:13; Jes. 2:13). Het is opmerkelijk dat ze door God gemaakt zijn (zoals ook de aloë’s in Num. 24:6). Terwijl koningen het hout wilden gebruiken voor hun tempels en paleizen, krijgen ze aparte aandacht van God en dienen ze hier als plek voor de vogels om te nestelen.
Bij vers 17
- De vogels (…) nesten: Om de gedachte van vers 16 af te maken: hoe nauwkeuriger je naar de schepping kijkt, hoe meer er te zien is van de wonderen van de schepper.
- ooievaars: Een verwijzing naar de vogels die vanuit het noorden via Palestina naar Afrika trokken.
Bij vers 18
- klipdassen: Kleine knaagdieren die tussen de rotsen leven (zie Lev. 11:5; Spr. 30:26).
De verzen 19-23 beschrijft de orde van maanden en die van dag en nacht. Dat verklaart ook waarom de mensen nogmaals genoemd worden. In vers 14-15 werden de mensen genoemd vanuit Gods waterbeheer en zorg voor voedsel voor alles wat leeft. Nu komen de mensen nogmaals langs (vers 23), nu met hun plek in de orde van dag en nacht.
Bij vers 19
- de maan (…) voor de tijden: De joodse kalender was gebaseerd op de maan; de stand van de maan was bepalend voor de belangrijke momenten in het jaar, met name voor de feestdagen (zie Gen. 1:14; Num. 28:11; Sir. 43:7).
- de maan (…) de zon: Zon en maan komen ook voor in Job 38:12 en Psalm 74:16.
Bij vers 20
- Hoewel de beesten die in de nacht ronddolen angstaanjagend zijn voor mensen, gaat wat er in het donker van de nacht gebeurt niet buiten de controle van de Heer om (vgl. Job 38:19; Ps. 74:16; 139:12). Hij overstijgt alles wat mensen angst inboezemt.
Bij vers 21
- brullend vragen zij God om voedsel: Het gebrul van de leeuw wordt geïnterpreteerd als een gebed voor het dagelijkse voedsel (vgl. Job 38:39-41; Jes. 31:4; Ps. 147:9). Zo wordt ervan uitgegaan dat God bij alles wat er in de schepping gebeurt, betrokken is en de dieren volledig van hem afhankelijk zijn.
Bij vers 22
- Bij zonsopgang: Zonsopgang scheidt de leefomgeving van roofdieren van die van mensen in termen van tijd en ruimte.
Bij vers 23
- De mensen: De mens wordt ten tonele gevoerd nadat de leeuwen beschreven zijn, alsof eerst de nachtploeg en daarna de dagploeg beschreven wordt. De mens is opgenomen in het ritme van het leven, waarin alle schepsels hun plek hebben. In deze psalm krijgt de mens geen centrale plek toegewezen.
Bij vers 24
- Hoe talrijk (…) vol van uw schepselen: De uitroep van bewondering is van nature een moment van bezinning. De eerste en derde regel benadrukken de compleetheid van Gods werken. Deze gedachte kwam al voor in vers 4,13b,16, 20. Nu reflecteert de psalmist als het ware op de ene schepper.
- Alles hebt U met wijsheid gemaakt: De inhoud van de middelste regel is in lijn met Psalm 92:6 en met Spreuken 3:19. Onder andere deze uitroep van bewondering heeft gezorgd dat deze psalm ook wel wordt geschaard onder het genre ‘wijsheid’. De structuur van de kosmos, de zorg voor de levenssferen, de orde van de leefruimten en de tijd worden samengevat in de term ‘wijsheid’.
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bron: Studiebijbel in Perspectief
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Verdieping bij thema’s
NB: Zie Hemels Groen
Ga op deze pagina direct naar:
- het boek Psalmen als geheel
- de plek van deze passage in dit geheel
- opbouw en kern van deze passage
- aantekeningen bij de verzen
- achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen
