1Ontwaak, ontwaak, Sion,
en bekleed je met je kracht!
Bekleed je met je pronkgewaad,
Jeruzalem, heilige stad.
Nooit meer zul je worden betreden
door wie onbesneden is, of onrein.
2Klop het stof van je af en sta op,
Jeruzalem, neem plaats op de troon.
De ketenen om je hals zijn losgemaakt,
gevangene, vrouwe Sion.
3Want dit zegt de HEER:
Voor niets zijn jullie verkocht,
zonder geld koop Ik jullie weer vrij.
4Dit zegt God, de HEER:
Eerst trok mijn volk naar Egypte
om daar als vreemdeling te leven,
later werd het door Assyrië onderdrukt.
5Wat win Ik daar nu bij? – spreekt de HEER.
Voor niets is mijn volk weggenomen,
hun leiders weeklagen – spreekt de HEER –,
dag in dag uit wordt mijn naam beschimpt.
6Daarom, op die dag,
zal mijn volk mijn naam kennen,
beseffen dat Ik het ben die zegt:
‘Hier ben Ik.’