Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

1e van de herfst

Psalm

13U was het die mijn nieren vormde,

die mij weefde in de buik van mijn moeder.

14Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,

wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt.

Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.

15Toen ik in het verborgene gemaakt werd,

kunstig geweven in de schoot van de aarde,

was mijn wezen voor U geen geheim.

16Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,

alles werd in uw boekrol opgetekend,

aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.

17Hoe rijk zijn uw gedachten, God,

hoe eindeloos in aantal,

18ontelbaar veel, meer dan er zand is bij de zee.

Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U.

19God, breng toch de goddelozen om,

– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –

20ze spreken kwaadaardig over U,

uw vijanden misbruiken uw naam.

21Zou ik niet haten wie U haten, HEER,

niet verachten wie tegen U opstaan?

22Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,

ze zijn ook mijn vijand geworden.

23Doorgrond mij, God, en ken mijn hart,

peil mij, weet wat mij kwelt,

24zie of ik geen verkeerde weg ga,

en leid mij op de weg die eeuwig is.

Psalmen 139:13-24NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons