De dag van de HEER
1Dit zijn de woorden van Jesaja, de zoon van Amos; het visioen dat hij zag over Juda en Jeruzalem.
2Eens komt de dag
dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan,
verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen.
Alle volken zullen daar samenstromen,
3machtige naties zullen zeggen:
‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER,
naar de tempel van Jakobs God.
Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen,
en wij zullen zijn paden bewandelen.’
Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht,
vanuit Jeruzalem spreekt de HEER.
4Hij zal rechtspreken tussen de volken,
over machtige naties een oordeel vellen.
Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers
en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal meer het zwaard trekken tegen een ander volk,
geen mens zal nog de wapens leren hanteren.
5Nakomelingen van Jakob, kom mee,
laten wij leven in het licht van de HEER.