Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

1 april – Witte Donderdag – Jezus en Petrus

Bijbeltekst(en)

Jezus verhoord en verloochend

53Jezus werd meegevoerd naar het huis van de hogepriester om te worden voorgeleid, en alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden kwamen daar bijeen. 54Petrus volgde Hem op een afstand tot op de binnenplaats van het huis van de hogepriester, waar hij tussen de knechten ging zitten en zich warmde aan het vuur.

55De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden Jezus op grond van een getuigenverklaring ter dood te veroordelen, maar dat lukte hun niet; 56want hoewel veel mensen een valse verklaring aflegden, waren hun getuigenissen niet afdoende. 57Toen kwamen er een paar met de volgende valse verklaring: 58‘We hebben Hem horen zeggen: “Ik zal die door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden gemaakt is.”’ 59Maar ook zo was de getuigenverklaring niet afdoende. 60De hogepriester stond op en vroeg Jezus: ‘Waarom antwoordt U niet? U hoort toch wat deze getuigen over U zeggen?’ 61Maar Hij bleef zwijgen en antwoordde niet. Toen vroeg de hogepriester Hem: ‘Bent U de messias, de Zoon van de Gezegende?’ 62Jezus zei: ‘Dat ben Ik, en u zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en Hem zien komen met de wolken van de hemel.’ 63De hogepriester scheurde zijn kleren en zei: ‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? 64U hebt de godslastering gehoord; wat is uw oordeel?’ Allen oordeelden dat Hij schuldig was en de doodstraf verdiende. 65Toen begonnen sommigen Hem te bespuwen; ze blinddoekten Hem en sloegen Hem en zeiden: ‘Profeteer nu maar!’, en ook de dienaren gaven Hem vuistslagen.

66Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester voorbij. 67Toen ze Petrus bij het vuur zag zitten, keek ze hem aan en zei: ‘Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!’ 68Maar hij ontkende dat en zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.’ Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan. 69Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ‘Hij is een van hen!’ 70Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: ‘Je bent wel degelijk een van hen, jij komt immers ook uit Galilea.’ 71Maar hij begon te vloeken en zwoer: ‘Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!’ 72En meteen kraaide de haan voor de tweede keer. En Petrus herinnerde zich dat Jezus tegen hem gezegd had: ‘Nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, zul jij Mij driemaal verloochenen.’ En toen hem dat te binnen schoot, begon hij te huilen.

Marcus 14:53-72NBV21Open in de Bijbel

Marcus zet hier weer twee belangrijke gebeurtenissen naast elkaar. Zo versterken ze elkaars betekenis.

Aan de ene kant is er de veroordeling van Jezus door de hoogste Joodse rechtbank. Jezus’ eigen woorden leiden tot zijn veroordeling. Niet eens zozeer omdat Jezus bevestigt dat Hij de messias is. Maar wel omdat hij daarbij zegt dat Hij aan het einde van de tijd als de Mensenzoon zal komen om namens God over de wereld te oordelen (Daniël 7:13-14). Daar willen de leiders niet op wachten: ze veroordelen Jezus ter dood.

Aan de andere kant is er Petrus. Petrus was ervan overtuigd dat hij Jezus trouw zou blijven. Maar voordat de haan twee keer kraait, heeft Petrus drie keer gezegd dat hij Jezus niet kent. Petrus beseft wat er gebeurd is. De scène eindigt met zijn tranen.

Jezus wordt ter dood veroordeeld en Petrus zegt dat hij Jezus niet kent. Houdt het hier op, bij deze twee gebeurtenissen? Of blijft de toekomst altijd open voor God? Wat betekent het antwoord op die vraag voor jouw leven?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons