Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dinsdag 17 maart

Bijbeltekst(en)

Jezus en de sabbat

1In die tijd liep Jezus op sabbat eens door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten. 2Toen de farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen Hem: ‘Kijk, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’ 3Hij antwoordde: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden, 4hoe hij het huis van God binnenging en er met hen van de toonbroden at, terwijl noch hij noch zijn mannen daarvan mochten eten, alleen de priesters? 5En hebt u niet in de wet gelezen dat de priesters die op sabbat in de tempel dienstdoen en zo de sabbat ontwijden, onschuldig zijn? 6Ik zeg u: hier gaat het om iets groters dan de tempel! 7Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. 8Want de Mensenzoon is heer over de sabbat.’

9Hij trok weer verder en kwam in hun synagoge. 10Daar stond iemand met een misvormde hand. Omdat ze Jezus wilden aanklagen, vroegen ze: ‘Is het toegestaan iemand op sabbat te genezen?’ 11Hij antwoordde: ‘Stel dat u maar één schaap hebt en dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet vastgrijpen en het er weer uit halen? 12En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen.’ 13Toen zei Hij tegen de man: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak hem uit en zijn hand genas en was weer even gezond als de andere. 14De farizeeën vertrokken en overlegden hoe ze Hem uit de weg konden ruimen. 15Jezus wist dat en week uit naar elders.

Grote massa’s mensen volgden Hem, en Hij genas hen allen. 16Hij verbood hun uitdrukkelijk bekend te maken wie Hij was. 17Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja:

18‘Hier is mijn dienaar, Hem heb Ik uitgekozen,

Hem heb Ik lief, in Hem vind Ik vreugde.

Ik zal Hem vervullen met mijn Geest,

Hij zal alle volken het oordeel aanzeggen.

19Hij zal niet twisten of schreeuwen,

op straat wordt zijn stem niet gehoord.

20Het geknakte riet breekt Hij niet af

noch dooft Hij de kwijnende vlam,

totdat Hij in het oordeel zegeviert.

21Op zijn naam zullen alle volken hun hoop vestigen.’

Matteüs 12:1-21NBV21Open in de Bijbel

Het verhaal van vandaag begint met iets schijnbaar onbenulligs: de leerlingen van Jezus lopen op sabbat door een korenveld, plukken daarbij wat aren en eten de korrels op. De farizeeën vinden dat ze daarmee iets doen dat op sabbat verboden is. Jezus’ reactie past op een ironische manier bij hun aanklacht: hij citeert uit de heilige boeken die zij dagelijks bestuderen. Natuurlijk kennen ze het verhaal over David en zijn metgezellen (1 Samuel 21:2-7), en natuurlijk kennen ze ook de uitzonderingen op de sabbatsregel voor de priesters (Leviticus 24:9), en de andere teksten die Jezus hier aanhaalt. Maar ze hebben er nooit aan gedacht om al die teksten met elkaar te verbinden. Het ontbreekt hun aan een kader voor hun tekstuitleg. Dat kader, zegt Jezus, vind je in 1 Samuel 15:22 en Hosea 6:6. In één woord: barmhartigheid. Matteüs sluit dit gedeelte af met een citaat uit Jesaja 42, over Gods dienaar. Hij onderstreept daarmee nog eens extra dat in de persoon van Jezus Gods barmhartigheid naar de mensen toe gekomen is.

Vraag: Is er een kader – een principe, een kernwoord – dat voor u steeds meespeelt als u in de Bijbel leest?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.21.9
Volg ons