Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dinsdag 10 maart

Bijbeltekst(en)

Matteüs 8

Naar de overkant van het meer

23Hij stapte in de boot en zijn leerlingen volgden Hem. 24Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen. Maar Jezus sliep. 25Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Red ons, Heer, we vergaan!’ 26Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo angstig, kleingelovigen?’ Toen stond Hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. 27De mensen stonden verbaasd en zeiden: ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water Hem gehoorzamen?’

28Toen Hij aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen Hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daarlangs kon gaan. 29Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: ‘Wat hebben wij met Jou te maken, Zoon van God? Ben Je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’ 30Een eind verderop werd een grote kudde varkens gehoed. 31De demonen smeekten Hem: ‘Als Je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’ 32Hij antwoordde hun: ‘Vooruit!’ Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven. 33De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze alles, ook wat er met de bezetenen gebeurd was. 34Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. En toen ze Hem zagen, verzochten ze Hem dringend hun gebied te verlaten.

Matteüs 9

Terug naar Kafarnaüm

1Hij stapte weer in de boot en stak over, terug naar zijn eigen stad. 2Daar brachten een paar mensen een verlamde bij Hem op een draagbed. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Houd moed, mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’ 3Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf: Die man slaat godslasterlijke taal uit! 4Jezus doorzag hun gedachten en zei: ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? 5Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? 6Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei Hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 7En hij stond op en ging naar huis. 8Toen de mensen dit zagen, werden ze van ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die Hij aan mensen verleent.

Matteüs 8:23-9:8NBV21Open in de Bijbel

We lazen gisteren hoe Jezus na de Bergrede de rest van de dag doorbracht met zieke mensen aan de rand van de samenleving. Laat in de avond besluit hij naar de overkant van het meer te varen. Opnieuw lezen we dan over een aantal wonderen die kort na elkaar gebeuren: Jezus stilt een storm, drijft demonen uit en geneest een verlamde. Wat opvalt zijn vooral de reacties van de omstanders. De discipelen vragen zich verbaasd af: ‘Wat is dit toch voor iemand?’ De vraag wordt niet beantwoord. De mensen uit het gebied van de Gadarenen vragen hem om te vertrekken. De reacties op de genezing van de verlamde man zijn divers: de schriftgeleerden keuren het optreden van Jezus af, anderen zijn van ontzag vervuld en loven God. Door deze reacties laat Matteüs zien dat de betekenis van een wonder blijkbaar niet zo eenduidig is. Je moet met een bepaalde blik naar Jezus kijken om te zien wat hij eigenlijk doet. En je moet op een bepaalde manier naar hem luisteren om te verstaan wat hij eigenlijk zegt.

Vraag: Wat voor reactie roept dit verhaal bij u op? Kunt u die reactie in drie woorden samenvatten?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons