9Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte. 10Maar hoe groter iemands kapitaal is, des te groter ook het aantal mensen dat het komt verbrassen. Wat heeft de eigenaar hierbij te winnen? Hij kan alleen maar toekijken. 11Een arbeider slaapt goed, of hij nu veel of weinig te verteren heeft, maar wie zwelgt in rijkdom kan de slaap niet vatten.
12Ik heb een trieste zaak onder de zon gezien die tot veel ellende leidt. Iemand waakt over zijn rijkdom, maar het loopt rampzalig af, 13want één tegenslag vaagt al die rijkdom weg. De zoon die hij verwekt heeft, blijft met lege handen achter. 14Naakt is zo iemand uit de moederschoot gekomen, even naakt keert hij terug. Niets van wat hij heeft verworven en in handen dacht te hebben, neemt hij mee. 15Het is, ook dit, triest en ellendig, maar zoals hij is gekomen, zo keert hij terug. Wat is het voordeel voor de mens dat hij zwoegt voor wind? 16Alle dagen van zijn leven brengt hij door in duisternis, heel zijn bestaan is vol ellende en verdriet, en vol ontevredenheid. 17Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. 18Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, wanneer hem dat door God wordt toegestaan als zijn rechtmatig deel en hij zich verheugt in alles wat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. 19Dan piekert hij tenminste niet zoveel over het luttel aantal dagen van zijn leven, maar gaat hij van ganser harte op in de vreugde die God hem toebedeelt.