1/8 Schepping


Bijbeltekst(en)
Genesis 1
Genesis 2
Op het eerste gezicht denk je bij de schepping misschien vooral aan God de Vader. Hij schept hemel en aarde. Toch is de heilige Geest bij de schepping al aanwezig en aan het werk. Al in Genesis 1:2, als de aarde nog een saaie, levenloze bende is, lees je dat Gods geest (ruach) over het water zweeft. Het woordgebruik doet denken aan een vogel die rondvliegt om een plek te vinden waar hij een nest kan bouwen – net als de duif rondvliegt na de zondvloed (Gen. 8:8-12).
Volgens Genesis 2:7 maakt God de mens uit stof of klei. Daarna blaast God zijn adem in de neus van de mens. Dit is hetzelfde woord als in Genesis 1:2: ruach. God blaast dus zijn eigen Geest in de mens. Daardoor gaat de mens leven. Misschien kun je zeggen dat het verschil tussen de dieren en de mens is dat wij leven doordat God zijn Geest aan ons heeft gegeven.
Elk mens heeft de Geest van God in zich. Dat betekent dat God ons roept en een relatie wil met ons. Hij wil dat wij antwoorden en dat kunnen we ook, want we hebben de Geest van God gekregen. Een magneet trekt ijzer aan. Zo trekt Gods Geest ons aan en kunnen wij God liefhebben.
Wat betekent het voor jou dat je Gods Geest in je hebt?
Hoe zie jij het verschil tussen mens en dier?
