13Zo zegt Hij ook: ‘Ik zal steeds op Hem vertrouwen,’ en verder: ‘Hier sta Ik met de kinderen die God Mij gegeven heeft.’
14Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij, om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, 15en zo allen te bevrijden die door hun angst voor de dood hun leven lang in slavernij verkeerden. 16Het moge duidelijk zijn: Hij is niet begaan met het lot van engelen, Hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. 17Daarom moest Hij in alles gelijk worden aan zijn broeders en zusters; alleen dan zou Hij in aangelegenheden tussen God en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden. 18Juist omdat Hij zelf, toen Hij op de proef werd gesteld, het lijden doorstaan heeft, kan Hij ieder die beproefd wordt bijstaan.