Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

4 januari - Numeri 23:27-24:13

Bijbeltekst(en)

Numeri 23

27Daarop zei Balak: ‘Kom met mij mee, ik zal u ergens anders naartoe brengen. Misschien dat het in Gods ogen wél goed is wanneer u vanaf daar voor mij een vloek over hen uitspreekt.’ 28En hij nam hem mee naar de top van de Peor; van daar kijkt men uit over de Jesimon. 29Bileam droeg Balak op om er zeven altaren te bouwen en zeven stieren en zeven rammen gereed te maken voor een offer. 30Balak deed wat Bileam had gezegd. Op elk altaar offerde hij een stier en een ram.

Numeri 24

1Bileam begreep dat het goed was in de ogen van de HEER als hij Israël zou zegenen. Daarom ging hij niet, zoals de keren daarvoor, op zoek naar voortekens, maar keerde hij zijn gezicht naar de woestijn. 2Toen hij zijn blik liet rondgaan en Israël daar gelegerd zag, stam bij stam, werd hij door de geest van God gegrepen 3en hief hij deze orakelspreuk aan:

‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor,

zo spreekt de man wiens oog geopend is,

4zo spreekt hij die Gods woorden hoort

en ziet wat de Ontzagwekkende toont,

in vervoering, met ontsloten ogen:

5Hoe mooi zijn uw tenten, Jakob,

hoe mooi uw woningen, Israël,

6als palmbomen, overal verspreid,

als tuinen langs een rivier,

als aloë’s door de HEER geplant,

als ceders langs het water.

7Israëls emmers lopen over,

zijn zaad krijgt water in overvloed.

Zijn koning wordt groter dan Agag,

zeer machtig zijn koningschap.

8God, die hem uit Egypte leidde,

is voor hem als de hoorns van een wilde stier.

Vijandige volken verslindt hij,

hun botten verbrijzelt hij,

met pijlen doorboort hij hen.

9Hij gaat liggen als een leeuw,

majesteitelijk vlijt hij zich neer –

wie zou hem durven wekken?

Gezegend wie u zegent, vervloekt wie u vervloekt!’

10Toen werd Balak woedend op Bileam. Hij balde zijn vuisten en zei: ‘Ik heb u laten roepen om een vloek over mijn vijanden uit te spreken, maar u hebt hen nu al drie keer gezegend. 11Verdwijn, ga terug naar waar u vandaan komt. Ik had beloofd dat ik u rijk zou belonen, maar u loopt die beloning mis – door toedoen van de HEER.’ 12Bileam antwoordde: ‘Ik heb al tegen uw gezanten gezegd: 13“Ook al gaf Balak me al het zilver en goud uit zijn paleis, dan nog zou ik niets kunnen doen dat ook maar enigszins ingaat tegen het bevel van de HEER. Uit mezelf kan ik niets ondernemen; alleen wat de HEER zegt, zal ik zeggen.”

Numeri 23:27-24:13NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons