27De leiders van Israël brachten de onyxstenen voor de priesterschort en de edelstenen voor de borsttas, 28evenals het reukwerk en de lampolie, de zalfolie en de reukoffers. 29Alle Israëlieten, mannen zowel als vrouwen, die bereid waren iets af te staan voor de werkzaamheden waartoe de HEER Mozes opdracht had laten geven, brachten de HEER vrijwillig geschenken.
30Mozes zei tegen de Israëlieten: ‘De HEER heeft zijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda. 31Hij heeft hem vervuld met goddelijke geest, met wijsheid, vakmanschap en inzicht op allerlei gebied: 32hij kan ontwerpen maken en ze uitvoeren in goud, zilver, koper en brons, 33hij kan stenen snijden en zetten en hout bewerken en hij beheerst ook allerlei andere vaardigheden om ontwerpen uit te voeren. 34De HEER heeft aan hem en aan Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, ook de gave geschonken hun kennis over te dragen. 35Hij heeft hun vakmanschap geschonken op allerlei gebied: zij hebben verstand van wol weven, van borduren met blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en van het weven van fijn linnen. Ze beheersen de technieken en maken zelf de ontwerpen.