1Nu dan, luister, Jakob, mijn dienaar,
Israël, dat Ik heb uitgekozen:
2Dit zegt de HEER, die jou gemaakt heeft
en al in de moederschoot gevormd,
en die je steeds te hulp komt:
Wees niet bang, mijn dienaar Jakob,
Jesurun, die Ik heb uitgekozen.
3Ik zal water uitgieten op dorstige grond,
waterstromen over het droge land.
Ik zal mijn geest uitgieten over je nazaten
en mijn zegen over je telgen.
4Zij zullen ontkiemen tussen het gras,
uitbotten als wilgen langs het water.
5De een zal zeggen: ‘Ik hoor bij de HEER,’
de ander zal Jakobs naam gebruiken,
een derde schrijft op zijn hand: ‘Van de HEER’
en tooit zich met de naam Israël.
6Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder,
de HEER van de hemelse machten:
Ik ben de eerste en de laatste,
er is geen god buiten Mij.
7Wie is zoals Ik? Laat hij het woord nemen.
Laat hij vertellen en aan Mij ontvouwen
wat er te gebeuren stond
vanaf de dag dat Ik de mensheid schiep,
en laat hij onthullen wat er gebeuren gaat.
8Vrees niet, laat je niet door angst verlammen:
heb Ik het je niet vanaf het begin laten horen,
heb Ik het je niet aldoor verteld?
Jullie zijn mijn getuigen: is er een god buiten Mij,
of een andere rots? Ik ken er geen.