Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

17 juli - 1 Samuël 25:1-19

Bijbeltekst(en)

1 Samuel 25

1Omstreeks die tijd kwam Samuel te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen. Hij werd begraven bij zijn huis in Rama.

David, Nabal en Abigaïl

David trok verder, naar de woestijn van Paran. 2Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. 3Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en onbeschoft. Hij was een nakomeling van Kaleb. 4Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, 5stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en groet hem hartelijk namens mij. 6Zeg tegen hem: “Ik wens u en uw familie en uw bedrijf alle goeds, ook voor volgend jaar. 7Ik heb gehoord dat ze uw schapen aan het scheren zijn. Nu zit het zo: toen uw herders bij ons in de buurt waren, hebben we hen niet lastiggevallen; al die tijd dat ze hier in Karmel waren is hun niets ontvreemd. 8Vraag het uw knechten maar, zij zullen het u bevestigen. Ik hoop dat u op uw beurt mijn knechten goed zult behandelen, ze komen immers op een feestdag bij u. Daarom verzoek ik u beleefd om mijn knechten en mij, David, te geven wat u missen kunt.”’ 9Toen Davids knechten bij Nabal kwamen, brachten ze uit Davids naam dit alles over en wachtten af wat hij zou zeggen. 10Nabal antwoordde Davids knechten als volgt: ‘Wie is die David? Wie is die zoon van Isaï? Het wemelt vandaag de dag van de slaven die bij hun meester weggelopen zijn. 11Denken jullie heus dat ik mijn brood en mijn water en het vlees dat ik voor mijn scheerders heb laten klaarmaken aan de eerste de beste onbekende ga weggeven?’ 12Davids knechten gingen onverrichter zake terug en vertelden David alles wat Nabal had gezegd. 13Daarop beval David zijn mannen: ‘Te wapen!’ Allen gordden hun zwaard om, ook David zelf, en met vierhonderd man trokken ze onder aanvoering van David naar Karmel op; tweehonderd man bleven achter om het kamp te bewaken.

14Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. ‘David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer met een zegenwens te groeten,’ zei hij, ‘maar die is tegen hen uitgevaren. 15En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. 16Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. 17U moet er iets op verzinnen, want onze heer heeft zichzelf en ons allemaal in het ongeluk gestort. Maar die onheilstichter weigert naar ons te luisteren.’ 18Haastig liet Abigaïl tweehonderd broden, twee zakken wijn, gedroogd vlees van vijf schapen, vijf schepel geroosterd graan, honderd plakken rozijnen en tweehonderd plakken gedroogde vijgen op ezels laden 19en ging zonder met haar man te overleggen op weg. ‘Rijden jullie voor me uit,’ beval ze haar knechten, ‘ik kom achter jullie aan.’

1 Samuel 25:1-19NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons