Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 289 / 2Kron. 10-12

Bijbeltekst(en)

De scheuring van het rijk

1Rechabeam ging naar Sichem, waar heel Israël was samengekomen om hem tot koning uit te roepen. 2Zodra Jerobeam, de zoon van Nebat, hiervan hoorde, keerde hij terug uit Egypte, waarheen hij voor koning Salomo was gevlucht. 3Er werden boden gestuurd om hem te halen, en samen met de Israëlieten wendde hij zich tot Rechabeam met het volgende verzoek: 4‘Uw vader heeft ons een zwaar juk opgelegd. Maakt u onze taak nu minder zwaar, verlicht het juk waarmee uw vader ons heeft belast, dan zullen wij u dienen.’ 5‘Kom over drie dagen bij me terug,’ antwoordde Rechabeam. Toen het volk was weggegaan, 6raadpleegde Rechabeam de oudsten die zijn vader Salomo terzijde hadden gestaan toen die nog leefde: ‘Wat raadt u mij aan? Wat moet ik het volk antwoorden?’ 7‘Als u zich tegenover het volk inschikkelijk toont,’ zeiden ze, ‘en het tegemoetkomt met een welwillend antwoord, zal het u voor altijd dienen.’ 8Maar hij legde de raad van de oudsten naast zich neer en raadpleegde de jongemannen die met hem waren opgegroeid en die hem nu terzijde stonden: 9‘Wat raden jullie aan? Wat moeten wij het volk antwoorden op zijn verzoek om het juk te verlichten dat mijn vader het heeft opgelegd?’ 10De jongemannen zeiden tegen hem: ‘Het volk heeft je gevraagd om het te ontlasten van het zware juk dat je vader het heeft opgelegd. Welnu, zeg tegen hen: “Mijn pink is dikker dan mijn vaders lid! 11Mijn vader heeft u een zwaar juk opgelegd, ik zal het nog verzwaren. Mijn vader heeft u gehoorzaamheid geleerd met zwepen, ik zal u gehoorzaamheid leren met schorpioenen!”’ 12Toen Jerobeam en de andere Israëlieten op de derde dag bij koning Rechabeam terugkwamen, zoals hun gezegd was, 13gaf de koning hun een hardvochtig antwoord. Hij legde de raad van de oudsten naast zich neer 14en antwoordde zoals de jongemannen hem hadden aangeraden: ‘Ik zal u een zwaar juk opleggen, ik zal het zelfs nog verzwaren. Mijn vader heeft u gehoorzaamheid geleerd met zwepen, ik zal u gehoorzaamheid leren met schorpioenen.’ 15De koning gaf dus geen gehoor aan het verzoek van het volk. God had dit zo beschikt om in vervulling te laten gaan wat de HEER bij monde van Achia uit Silo aan Jerobeam, de zoon van Nebat, had voorzegd.

16Omdat de koning aan hun verzoek geen gehoor gaf, zeiden de Israëlieten tegen hem: ‘Wat hebben wij met David te maken? Wij hebben niets gemeen met de zoon van Isaï! We breken op, volk van Israël! Het koningshuis van David zorgt maar voor zichzelf!’ En heel het volk van Israël brak op. 17Rechabeam bleef alleen koning over de Israëlieten die in de steden van Juda woonden. 18Hij stuurde Hadoram, de opzichter van de herendienst, nog naar de Israëlieten, maar die werd gestenigd. De koning zelf kon nog net op een wagen klimmen en naar Jeruzalem ontkomen. 19Zo brak Israël met het koningshuis van David, en dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag.

1Bij zijn terugkeer in Jeruzalem riep Rechabeam uit de stammen Juda en Benjamin honderdtachtigduizend geoefende krijgslieden op om de strijd aan te binden met de Israëlieten en het koningschap voor hem terug te winnen. 2Maar de HEER richtte zich tot de godsman Semaja met de woorden: 3‘Zeg tegen Rechabeam, de zoon van Salomo en koning van Juda, en tegen de Israëlieten die in Juda en Benjamin wonen: 4“Dit zegt de HEER: Trek niet ten strijde tegen jullie broeders, maar keer terug naar huis, want dit alles is van Mij uitgegaan.”’ Ze namen de woorden van de HEER ter harte en zagen ervan af de strijd aan te binden met Jerobeam.

De regering van Rechabeam

5Rechabeam zetelde in Jeruzalem. Van verschillende steden in Juda maakte hij vestingsteden: 6Betlehem, Etam, Tekoa, 7Bet-Sur, Socho, Adullam, 8Gat, Maresa, Zif, 9Adoraïm, Lachis, Azeka, 10-11Sora, Ajjalon en Hebron. Hij maakte van deze steden sterke vestingen voor Juda en Benjamin door er overal een bevelhebber aan te stellen, voorraden voedsel, olie en wijn op te slaan 12en ze alle te bewapenen met grote schilden en lansen. Hij maakte de vestingsteden zo sterk dat Juda en Benjamin voor hem behouden bleven.

13De priesters en de Levieten uit heel het grondgebied van Israël voegden zich bij hem. 14Ze trokken weg van hun weidegronden en bezittingen en kwamen naar Juda en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten de HEER als priester te dienen. 15Jerobeam had namelijk zelf priesters aangesteld voor de offerplaatsen en voor de bokken, en ook voor de stierenbeelden die hij had laten maken. 16In het voetspoor van de Levieten kwamen ook uit de andere stammen van Israël mensen die vastbesloten waren zich naar de HEER, de God van Israël, te blijven richten, naar Jeruzalem om daar offers te brengen aan de HEER, de God van hun voorouders. 17Ze versterkten door hun komst het koninkrijk Juda en waren gedurende de eerste drie jaar een steun voor Rechabeam, de zoon van Salomo, doordat ze die eerste drie jaren het voorbeeld van David en Salomo volgden.

18Rechabeam trouwde met Machalat. Zij was een dochter van Jerimot, een zoon van David, en Abihaïl, een dochter van Isaï’s zoon Eliab. 19Ze baarde hem de zonen Jeüs, Semarja en Zaham. 20Later nam hij Maächa tot vrouw, de dochter van Absalom. Zij baarde hem Abia, Attai, Ziza en Selomit. 21Van al zijn vrouwen en bijvrouwen – hij had in totaal achttien vrouwen en zestig bijvrouwen, bij wie hij achtentwintig zonen en zestig dochters verwekte – hield Rechabeam het meest van Maächa, de dochter van Absalom. 22Haar zoon Abia wilde hij tot troonopvolger maken, en daarom stelde hij hem aan het hoofd van zijn broers. 23Wel was hij zo verstandig een aantal van zijn andere zonen uit te zenden naar verschillende vestingsteden in het gebied van Juda en Benjamin. Hij voorzag ruimschoots in hun levensonderhoud en vroeg voor hen een groot aantal vrouwen ten huwelijk.

1Toen Rechabeam zich eenmaal verzekerd wist van zijn positie en hij de macht stevig in handen had, keerde hij zich af van de wet van de HEER, en alle Israëlieten volgden zijn voorbeeld. 2En omdat ze hun plicht tegenover de HEER verzaakten, gebeurde het in het vijfde regeringsjaar van koning Rechabeam dat koning Sisak van Egypte tegen Jeruzalem ten strijde trok 3met twaalfhonderd strijdwagens, zestigduizend ruiters en een ontelbare menigte voetvolk die hij uit Egypte had meegenomen: Libiërs, Sukkieten en Nubiërs. 4Hij veroverde de versterkte steden van Juda en trok op tot aan Jeruzalem.

5De profeet Semaja ging naar Rechabeam en de leiders van Juda, die zich toen Sisak naderde in Jeruzalem hadden verzameld, en zei tegen hen: ‘Dit zegt de HEER: Omdat jullie je van Mij hebben afgewend, wend Ik mij op mijn beurt van jullie af en lever Ik jullie aan Sisak uit.’ 6Hierop bogen de koning en de leiders van Israël het hoofd en zeiden: ‘De HEER is rechtvaardig.’ 7Toen de HEER zag dat ze berouw toonden, richtte Hij zich tot Semaja met de woorden: ‘Omdat ze zich verootmoedigd hebben, zal Ik hen niet vernietigen. Ik zal hen voor de ondergang behoeden, en niet, door toedoen van Sisak, mijn toorn over Jeruzalem uitstorten. 8Maar ze zullen zich wel aan hem moeten onderwerpen en ervaren dat het een groot verschil is of ze Mij dienen of een aardse koning.’

9Koning Sisak van Egypte viel Jeruzalem aan en roofde de schatten uit de tempel van de HEER en het koninklijk paleis. Hij nam alles mee, ook de gouden schilden die Salomo had laten maken. 10Koning Rechabeam liet toen bronzen schilden maken en gaf deze in bewaring aan de bevelhebbers van de koninklijke garde, die het paleis bewaakte. 11Telkens als de koning naar de tempel van de HEER kwam, traden de leden van de garde aan en namen de schilden mee, en daarna brachten ze die weer terug naar hun kazerne.

12Omdat Rechabeam zich verootmoedigd had, wendde de HEER zijn toorn van hem af en richtte Hij hem niet geheel en al te gronde – ook vanwege het goede dat er was in Juda. 13Koning Rechabeam verstevigde zijn positie in Jeruzalem en behield het koningschap. Hij was eenenveertig jaar oud toen hij koning werd. Zeventien jaar regeerde hij in Jeruzalem, de stad die de HEER uit alle steden van Israëls stammen had uitgekozen om er zijn naam te laten wonen. Zijn moeder was Naäma, een Ammonitische. 14Hij deed wat slecht is, want zijn hart was niet gericht op de HEER. 15De geschiedenis van Rechabeam is van begin tot eind opgetekend in de geschriften van de profeet Semaja en in de geslachtsregisters van de ziener Iddo. Rechabeam en Jerobeam waren voortdurend met elkaar in oorlog. 16Toen Rechabeam bij zijn voorouders te ruste ging, werd hij begraven in de Davidsburcht. Zijn zoon Abia volgde hem op.

2 Kronieken 10-12NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons