Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 249 / Fil. 1-4

Bijbeltekst(en)

1Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. Aan alle heiligen in Filippi, die één zijn met Christus Jezus, en aan de leiders en dienaren van de gemeente. 2Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

3Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, 4telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, 5omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. 6Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus.

7Het spreekt vanzelf dat ik zo over u denk, want u allen ligt me na aan het hart. U hebt immers allen deel aan de genade die mij geschonken is nu ik gevangenzit en de waarheid van het evangelie verdedig. 8God kan getuigen dat ik naar u allen verlang met de genegenheid van Christus Jezus.

9Ik bid dat uw liefde steeds meer aan inzicht en fijnzinnigheid wint, 10zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn, 11vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, tot lof en eer van God.

Gevangen omwille van Christus Jezus

12U moet weten, broeders en zusters, dat wat mij is overkomen er juist toe bijdraagt dat het evangelie wordt verspreid. 13Het is iedereen in het Romeinse hoofdkwartier en alle anderen duidelijk geworden dat ik gevangenzit omwille van Christus. 14Bovendien durven de meeste broeders en zusters, omdat ze door mijn gevangenschap vertrouwen in de Heer hebben gekregen, de boodschap nu nog onbevreesder te verkondigen. 15Sommigen doen dat weliswaar uit afgunst en rivaliteit, maar anderen verkondigen Christus met goede bedoelingen. 16Zij doen het uit liefde, in het besef dat ik de taak heb het evangelie te verdedigen. 17De eersten daarentegen verkondigen Christus uit geldingsdrang, met onzuivere bedoelingen, in de veronderstelling dat ze zo mijn gevangenschap verzwaren.

18Maar wat dan nog! Wat telt is dat Christus verkondigd wordt. Of het nu uit valse of oprechte motieven gebeurt – dát het gebeurt verheugt me. En mijn vreugde is blijvend, 19omdat ik weet dat dit alles door uw gebed en de hulp van de Geest van Jezus Christus tot mijn redding leidt. 20Het is mijn stellige hoop en verwachting dat ik mij nergens voor zal hoeven te schamen. Integendeel, ik zal net als altijd in alle openheid spreken, zodat Christus ook bij alles wat ik nu meemaak zal worden geëerd, of ik nu in leven blijf of moet sterven. 21Want voor mij is leven Christus en sterven winst. 22Als ik blijf leven, kan ik vruchtbaar werk doen, maar toch weet ik niet wat ik zou kiezen. 23Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik ernaar te sterven en bij Christus te zijn, want dat is het allerbeste; 24anderzijds is het meer in uw belang dat ik blijf leven. 25Omdat ik hiervan overtuigd ben, weet ik dat ik inderdaad voor u behouden zal blijven, zodat uw geloof groter en vreugdevoller wordt. 26Wanneer ik bij u terugkeer, hebt u des te meer reden om u op Christus Jezus te beroemen.

Aansporing tot volharding en eensgezindheid

27Hier gaat het om: blijf leven in overeenstemming met het evangelie van Christus, zodat ik kan zien als ik bij u kom, of als ik niet kom over u kan horen, dat u één van geest bent en eensgezind strijdt voor het geloof in het evangelie. 28Laat u op geen enkele manier door uw tegenstanders angst aanjagen, want als u standvastig blijft, is dat een teken van God: voor hen dat ze ten onder gaan, voor u dat u wordt gered. 29Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven, maar ook omwille van Hem te lijden. 30U voert dezelfde strijd die u mij vroeger hebt zien voeren en die ik, zoals u hoort, nog steeds voer.

1Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zoveel hartelijk medeleven, 2maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. 3Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle nederigheid de ander belangrijker dan uzelf. 4Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. 5Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, 7maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen 8heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. 9Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.

12Geliefde broeders en zusters, u bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was. Wees het des te meer nu ik niet bij u ben. Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, 13want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het Hem behaagt. 14Doe alles zonder morren en tegenspreken, 15opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel. 16Houd daarbij vast aan het woord dat leven brengt. Dan kan ik op de dag van Christus trots zijn omdat ik me niet voor niets heb ingespannen en niet voor niets heb afgemat. 17Zelfs al zou mijn bloed als een offer worden uitgegoten, in aanvulling op het offer dat u brengt door de dienst van uw geloof, dan nog ben ik vol vreugde, samen met u allen. 18Wees dus ook vol vreugde, samen met mij.

Timoteüs en Epafroditus naar Filippi

19In vertrouwen op de Heer Jezus hoop ik dat ik Timoteüs snel naar u toe kan sturen; het zal mij goeddoen te weten hoe het met u gaat. 20Er is buiten mij niemand die zich zo oprecht om u bekommert als hij, 21want alle anderen streven hun eigen belangen na in plaats van die van Jezus Christus. 22U weet dat hij betrouwbaar is en dat hij zich samen met mij, als een kind met zijn vader, voor het evangelie heeft ingezet. 23Hem hoop ik dus te sturen, zodra het duidelijk is wat er met me zal gebeuren. 24De Heer geeft mij het vertrouwen dat ik zelf ook spoedig kan komen.

25Ik vind het nodig Epafroditus naar u terug te sturen. Hij is mijn broeder, medewerker en medestrijder geweest, en heeft mij namens u bijgestaan in mijn nood. 26Maar hij verlangt ernaar u allen weer te zien. Hij maakt zich grote zorgen, omdat u van zijn ziekte hebt gehoord. 27Hij was inderdaad ziek en is bijna gestorven, maar God heeft zich over hem ontfermd. En niet alleen over hem, ook over mij: Hij heeft me nog meer verdriet bespaard. 28Ik stuur hem nu zo snel mogelijk; dan kunt u weer verheugd zijn wanneer u hem terugziet en heb ik minder zorgen. 29Verwelkom hem vol vreugde als iemand die in de Heer met u verbonden is. Houd mensen zoals hij in ere; 30hij heeft immers door zijn werk voor Christus oog in oog met de dood gestaan. Hij heeft zijn leven op het spel gezet om de hulp te geven die u mij niet kon bieden.

Laat de Heer uw vreugde blijven

1Voor het overige, broeders en zusters, laat de Heer uw vreugde blijven. Ik heb er geen moeite mee dat opnieuw aan u te schrijven; ik doe het voor uw eigen bestwil. 2Pas op voor die honden met hun kwalijke praktijken, pas op voor die versnijdenis van ze! 3Wij zijn het die besneden zijn: wij verrichten onze dienst door de Geest van God en laten ons voorstaan op Christus Jezus, niet op afkomst en prestaties, 4hoewel ik alle reden heb om daarop te vertrouwen. Als anderen menen dat te kunnen doen, dan kan ik dat zeker. 5Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een farizeeër, 6ik heb de gemeente fanatiek vervolgd en ten aanzien van de rechtvaardigheid die de wet voorschrijft was er op mij niets aan te merken. 7Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. 8Sterker nog, alles beschouw ik als verlies, want alles wordt overtroffen door het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, omwille van wie ik alles heb prijsgegeven. In mijn ogen is het waardeloze troep, want ik wil Christus winnen 9en één met Hem zijn – niet dankzij mijn eigen rechtvaardigheid door het naleven van de wet, maar dankzij de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus en die God toekent op grond van geloof. 10Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood, 11in de hoop ook zelf uit de dood op te staan.

12Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik doe mijn uiterste best, in de hoop te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. 13Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. 14Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God in Christus Jezus roept. 15Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God het u wel duidelijk maken. 16In ieder geval, laten we op de ingeslagen weg voortgaan.

17Volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven volgens het voorbeeld dat wij u gegeven hebben. 18Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: Velen leven als vijand van het kruis van Christus 19en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 20Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21Met de kracht waarmee Hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal Hij ons armzalig lichaam gelijkmaken aan zijn verheerlijkt lichaam.

1Daarom, dierbare broeders en zusters, die ik liefheb en naar wie ik verlang, die mijn vreugde en erekrans zijn, blijf standvastig in de Heer.

2Euodia en Syntyche, ik dring er bij u op aan eensgezind te zijn in de Heer. 3En u, trouwe vriend, vraag ik hen te helpen. Ze hebben samen met mij voor het evangelie gestreden, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, van wie de namen in het boek van het leven staan.

4Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. 5Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. 6Wees over niets bezorgd, maar vraag in alle omstandigheden aan God wat u nodig hebt en dank Hem in uw gebeden. 7Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.

8Ten slotte, broeders en zusters, laat u leiden door al wat waar is, al wat edel, rechtvaardig, zuiver, beminnelijk en eervol is, kortom door al wat deugdzaam is en lof verdient. 9Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Dan zal de God van de vrede met u zijn.

Dankbetuiging

10De Heer heeft mij veel vreugde gegeven nu u eindelijk uw zorg voor mij hebt kunnen tonen. U dacht altijd al aan mij, maar vond niet de gelegenheid het te laten zien. 11Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd; ik heb geleerd om in alle omstandigheden tevreden te zijn. 12Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. 13Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft.

14Toch hebt u er goed aan gedaan in mijn moeilijkheden te delen. 15U weet zelf, Filippenzen, dat toen ik na mijn vertrek uit Macedonië met de verkondiging van het evangelie begon, uw gemeente de enige is geweest die gedeeld heeft in mijn tegoeden en tekorten. 16Al in Tessalonica hebt u mij meer dan eens iets gestuurd om mijn tekorten aan te vullen. 17Niet dat het mij om uw gaven te doen is, ik ben er juist op uit dat het tegoed op uw rekening oploopt. 18Nu is alles mij vergoed, en heb ik zelfs veel meer ontvangen. Het ontbreekt mij aan niets dankzij de gaven die Epafroditus namens u heeft gebracht; ze zijn een geurig en aangenaam offer, dat God behaagt. 19Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door uw eenheid met Christus Jezus. 20Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

21Groet alle heiligen, die één zijn met Christus Jezus. De broeders en zusters die bij mij zijn, laten u groeten. 22Alle heiligen laten u groeten, vooral zij die in dienst van de keizer staan.

23De genade van de Heer Jezus Christus zij met u.

Filippenzen 1-4NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons