Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 244 / Ef. 4-6

Bijbeltekst(en)

Christus als fundament

1Ik, die gevangenzit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: 2wees altijd nederig, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. 3Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: 4één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, 5één Heer, één geloof, één doop, 6één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is.

7Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. 8Daarom staat er: ‘Toen Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee en schonk Hij gaven aan de mensen.’ 9‘Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat Hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? 10Hij die is afgedaald is dezelfde als Hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. 11En Hij is het die zowel apostelen heeft aangesteld als profeten, zowel verkondigers van het evangelie als herders en leraren, 12om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, 13totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. 14Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. 15Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is: Christus. 16Vanuit dat hoofd krijgt het hele lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.

17Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze Hem niet kennen en hun hart voor Hem gesloten hebben. 19Afgestompt als ze zijn geven ze zich gretig over aan losbandigheid en allerlei zedeloze praktijken. 20Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21U hebt toch over Hem gehoord, u hebt toch onderricht over Hem gekregen? U kent de waarheid toch die in Jezus aan het licht komt? 22Geef dus uw vroegere levenswandel op en leg de oude mens af, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten; 23laat u voortdurend vernieuwen in uw geest en uw denken 24en trek de nieuwe mens aan, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.

Het nieuwe leven

25Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen. 26Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, 27geef de duivel geen kans. 28Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken, zodat hij iets weg kan geven aan wie het nodig heeft. 29Laat geen verderfelijke taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goeddoen aan wie ze hoort. 30Maak Gods heilige Geest niet bedroefd, want Hij is het stempel waarmee u gemerkt bent voor de dag van de verlossing. 31Laat alle wrok en drift en boosheid varen, alle geschreeuw en gevloek, en alle kwaadaardigheid.

32Wees goed voor elkaar en vol medeleven; vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft.

1Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die Hij liefheeft, 2en ga de weg van de liefde, zoals Christus deed, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

3Ontucht en zedeloosheid, in welke vorm dan ook, of hebzucht mogen bij u zelfs niet ter sprake komen – deze dingen horen niet bij heiligen. 4Ook dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse taal is ongepast – spreek liever woorden van dank. 5Want u moet goed weten dat iemand die in ontucht leeft, zedeloos of hebzuchtig is – dat is allemaal afgoderij – geen deel kan hebben aan het koninkrijk van Christus en van God. 6Laat u door niemand met loze woorden misleiden, want wie God ongehoorzaam is, wordt getroffen door zijn toorn. 7Gedraag u dus niet zoals zij, 8want eens was u duisternis maar nu bent u licht, nu u de Heer toebehoort. Ga de weg van de kinderen van het licht. 9Het licht brengt niets dan goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. 10Onderzoek wat de wil van de Heer is. 11Neem geen deel aan de vruchteloze praktijken van de duisternis maar ontmasker die juist, 12want wat daar in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden. 13Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar, 14en alles wat openbaar wordt, is zelf licht. Daarom staat er:

‘Ontwaak uit uw slaap,

sta op uit de dood,

en Christus zal over u stralen.’

15Let er dus goed op welke weg u bewandelt, gedraag u niet als dwazen maar als verstandige mensen. 16Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd. 17Wees daarom niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil. 18Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest u vervullen 19en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer 20en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus.

21Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus. 22Vrouwen, erken het gezag van uw man zoals dat van de Heer, 23want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat Hij gered heeft. 24En zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen. 25Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven 26om haar te heiligen, haar te reinigen met het water en met woorden 27en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver. 28Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel, men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, 30want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. 31‘Daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ 32In deze woorden schuilt een groot geheim – ik betrek ze op Christus en de kerk. 33Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man.

1Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. 2‘Toon eerbied voor uw vader en moeder,’ dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: 3‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ 4Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen, zodat u ze opvoedt zoals de Heer dat wil.

5Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7Wees toegewijd in uw werk, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8want u weet dat allen, zowel slaven als vrije mensen, door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen. 9Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat Hij geen onderscheid maakt.

Houd stand

10Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. 11Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. 12Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. 13Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, en goed voorbereid stand te kunnen houden. 14Houd stand met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, 15de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, 16en draag daarbij het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. 17Draag de verlossing als helm en Gods woord als zwaard, dat u van de Geest ontvangt.

18Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. 19Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik spreek, zodat ik met vrijmoedigheid het goddelijk geheim van het evangelie bekend mag maken, 20waarvoor ik gezant ben, ook in de gevangenis. Bid dat ik daarbij vrijuit spreek, zoals mijn plicht is.

21Opdat ook u weet hoe ik het maak, zal Tychikus, onze geliefde broeder, die zo trouw de Heer dient, u alles vertellen. 22Juist met dit doel stuur ik hem naar u toe, om u over onze omstandigheden in te lichten en om u moed in te spreken.

23Vrede zij met de broeders en zusters, en liefde en geloof, van God, de Vader, en van de Heer Jezus Christus. 24Genade zij met allen die onze Heer Jezus Christus liefhebben, in onvergankelijkheid.

Efeziërs 4-6NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons