Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 162 / 1Sam. 16, Ps. 23, Ps. 26

Bijbeltekst(en)

1 Samuel 16

David door Samuel gezalfd

1De HEER vroeg aan Samuel: ‘Hoe lang blijf je nog treuren om Saul, die Ik als koning van Israël verworpen heb? Kom, vul je hoorn met olie en ga voor Mij naar Isaï in Betlehem, want een van zijn zonen heb Ik als koning uitgekozen.’ 2‘Hoe kan ik dat nu doen?’ wierp Samuel tegen. ‘Saul zal me vermoorden als hij het hoort.’ De HEER antwoordde: ‘Neem een jonge koe mee en zeg dat je bent gekomen om de HEER een offer te brengen. 3Nodig Isaï uit voor het offermaal, dan zal Ik je laten weten wat je doen moet. Wie Ik je aanwijs, die moet je voor Mij zalven.’ 4Samuel deed wat de HEER had gezegd. Toen hij in Betlehem aankwam, kwamen de oudsten van de stad hem geschrokken tegemoet en vroegen: ‘Uw komst is toch geen slecht teken?’ 5‘Wees gerust,’ antwoordde Samuel. ‘Ik ben gekomen om de HEER een offer te brengen. Reinig u en neem met mij deel aan het offermaal.’ Ook Isaï en zijn zonen nodigde hij uit, en aan hen voltrok hij persoonlijk de reiniging. 6Bij hun aankomst viel zijn oog meteen op Eliab, en hij zei bij zichzelf: Hij die daar klaarstaat is vast en zeker degene die de HEER wil zalven. 7Maar de HEER zei tegen Samuel: ‘Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.’ 8Toen riep Isaï Abinadab en stelde hem aan Samuel voor, maar die zei: ‘Ook hem heeft de HEER niet gekozen.’ 9Isaï stelde Samma voor, maar weer zei Samuel: ‘Ook hem heeft de HEER niet gekozen.’ 10Zo stelde Isaï zijn zeven zonen aan Samuel voor, maar telkens zei Samuel dat dit niet degene was die de HEER gekozen had. 11‘Zijn dit alle zonen die u hebt?’ vroeg hij. ‘Nee,’ antwoordde Isaï, ‘de jongste is er niet bij, die hoedt de schapen en de geiten.’ Toen zei Samuel tegen Isaï: ‘Laat hem hier komen. We beginnen niet aan de maaltijd voordat hij er is.’ 12Isaï liet hem halen. Het was een knappe jongen met rossig haar en sprekende ogen. En de HEER zei: ‘Hem moet je zalven. Hij is het.’ 13Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broers. Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de HEER. Daarna vertrok Samuel weer naar Rama.

David verdrijft de kwade geest van Saul

14De geest van de HEER had Saul verlaten; in plaats daarvan stuurde de HEER hem een kwade geest, die hem kwelde. 15Zijn hovelingen zeiden tegen hem: ‘Het is duidelijk dat u door een kwade geest wordt gekweld. 16U hebt maar te bevelen, heer, en uw dienaren staan klaar om iemand voor u te zoeken die lier kan spelen. Hij kan dan muziek voor u maken wanneer u door de kwade geest van God wordt bezocht; dat zal u goeddoen.’ 17‘Doe dat,’ zei Saul. ‘Zoek iemand voor me uit die goed kan spelen en laat hem bij me komen.’ 18‘Ik weet iemand die goed kan spelen,’ zei een van de hovelingen. ‘Hij is een zoon van Isaï uit Betlehem. Hij behoort tot een vooraanstaande familie en is een goed krijgsman, en hij is welbespraakt en goedgebouwd. Bovendien staat de HEER hem bij.’ 19Saul stuurde boden naar Isaï met het verzoek: ‘Stuur me uw zoon David, die uw schapen en geiten hoedt.’ 20Isaï gaf zijn zoon David voor Saul een ezel beladen met brood mee, en ook een zak wijn en een geitenbokje. 21Zo kwam David bij Saul in dienst. Saul raakte zeer op hem gesteld en benoemde hem tot zijn wapendrager. 22Aan Isaï liet hij vragen: ‘Ik ben zeer tevreden over uw zoon. Mag hij voorgoed bij mij in dienst komen?’ 23En steeds wanneer de geest van God Saul overmande, nam David zijn lier en tokkelde op de snaren. Dat luchtte Saul op en het deed hem goed: de kwade geest liet hem dan voor even met rust.

1 Samuel 16NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 23

1Een psalm van David.

De HEER is mijn herder,

het ontbreekt mij aan niets.

2Hij laat mij rusten in groene weiden

en voert mij naar vredig water,

3Hij geeft mij nieuwe kracht

en leidt mij langs veilige paden

tot eer van zijn naam.

4Al gaat mijn weg

door een donker dal,

ik vrees geen gevaar,

want U bent bij mij,

uw stok en uw staf,

zij geven mij moed.

5U nodigt mij aan tafel

voor het oog van de vijand,

U zalft mijn hoofd met olie,

mijn beker vloeit over.

6Geluk en genade volgen mij

alle dagen van mijn leven,

ik verblijf in het huis van de HEER

tot in lengte van dagen.

Psalmen 23NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 26

1Van David.

Doe mij recht, HEER,

want zonder dwalen ben ik mijn weg gegaan,

op U, HEER, heb ik vertrouwd,

ik wankelde niet.

2Doorgrond mij, HEER, en ken mij,

peil mijn hart en mijn nieren,

3want uw liefde staat mij voor ogen

en ik bewandel de weg van uw waarheid.

4Met bedriegers zit ik niet aan,

met huichelaars ga ik niet om,

5ik haat de kring van slechte mensen,

met wettelozen wil ik niet aan tafel.

6Ik zal mijn handen in onschuld wassen,

een rondgang maken om uw altaar, HEER,

7om een loflied aan te heffen

en van uw wonderen te verhalen.

8HEER, het huis waar U woont heb ik lief,

de plaats waar uw glorie verblijft.

9Verwerp mij niet met de zondaars,

met mensen die bloed vergieten.

10Aan hun vingers kleeft onrecht,

hun handen zijn met smeergeld gevuld.

11Maar ik ga mijn weg zonder dwalen.

Verlos mij en wees mij genadig.

12Mijn voeten staan op effen grond,

waar uw volk bijeen is, wil ik U prijzen, HEER.

Psalmen 26NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons