Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Stap 3 Gods belofte aan Abraham

Bijbeltekst(en)

Genesis 12

Abram naar Kanaän

1De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat Ik je zal wijzen.

2Ik zal je tot een groot volk maken,

Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven,

een bron van zegen zul je zijn.

3Ik zal zegenen wie jou zegenen,

wie jou vervloekt, zal Ik vervloeken.

In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’

4-5Abram trok weg uit Charan, zoals de HEER hem had opgedragen, en Lot, de zoon van zijn broer, ging met hem mee. Abram was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. 7Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev.

Genesis 12:1-9NBV21Open in de Bijbel

De eerste hoofdstukken van de Bijbel vertellen over het begin van de wereld, over de manier waarop kwaad zijn intrede doet en hoe langzaam maar zeker iets van beschaving ontstaat. Vanaf Genesis 12 gaat het over nog een begin: het begin van Gods relatie met het volk van Israël.

Op dat moment is er nog geen sprake van een volk. Maar de eerste stap is gezet: God verschijnt aan Abram en vraagt hem om naar een nieuw land te trekken. Daar zal God hem zoveel nakomelingen geven dat ze uiteindelijk een groot volk zullen vormen (Gen. 12:1-9). En Abram zal een bron van zegen zijn, niet alleen voor zijn eigen nakomelingen, maar voor alle volken op aarde. Christenen zien hierin een verwijzing naar Jezus, een verre afstammeling van Abram.

Van alle mensen op aarde kiest God er één uit om een verbond mee te sluiten (Gen. 17). Waarom juist Abram? Dat vertelt de tekst niet. Wat de tekst wel vertelt, is hoe Abram op Gods opdracht reageert: hij gaat inderdaad meteen op pad, met al zijn bezittingen, en laat bijna zijn hele familie achter. Samen met zijn vrouw Sarai moet hij nog heel wat jaren wachten voordat Gods belofte in vervulling gaat. Tussendoor proberen ze het proces zelf nog wat te versnellen door Abraham een kind bij Sarai’s slavin Hagar te laten verwekken. Maar uiteindelijk mogen ze hun zoon Isaak in hun armen sluiten, nadat ze de hoop al bijna hadden opgegeven (Gen. 21:1-7).

God vraagt een radicale keuze van Abram, maar daar staat dan ook een geweldige belofte tegenover. Wat zou jij liever hebben: je gewone leven of een grote belofte die je leven op z’n kop zet?
Het verbond met Abram wordt vaak gezien als eerste stap om de gevolgen van de ongehoorzaamheid van de eerste mensen tegen te werken. Wat vind je ervan dat God zijn kaarten wéér op een mens zet?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.38.0
Volg ons