1De engel die alles uitlegde, kwam terug. In mijn droom maakte hij me wakker. 2Hij vroeg me wat ik zag.
Ik antwoordde dat ik een gouden kandelaar zag. De bovenkant van de kandelaar zag eruit als een ronde schaal. Aan de rand van die schaal zaten zeven olielampjes, en elk lampje had zeven pitten en zeven buisjes voor de olie. 3Naast de kandelaar stonden twee olijfbomen, één aan de linkerkant en één aan de rechterkant.
4Ik vroeg aan de engel: ‘Wat betekent dat, heer?’ 5‘Begrijp je dat niet?’ zei de engel. En ik antwoordde: ‘Nee, heer.’ 6-14Toen zei de engel: ‘Die zeven lampjes op de kandelaar, dat zijn de ogen van de Heer, die overal op aarde rondkijken.’
Ik stelde de engel nog een vraag: ‘En wat betekenen die twee olijfbomen naast de kandelaar? En die twee olijftakken, met die twee gouden buisjes waar olie doorheen loopt?’
‘Begrijp je dat niet?’ zei de engel. En ik antwoordde: ‘Nee, heer.’ Toen zei de engel: ‘Dat zijn twee mannen. De Heer van de hele aarde heeft die twee mannen uitgekozen als zijn dienaren.’
Een boodschap over Zerubbabel
Daarna gaf de engel me een boodschap van de Heer over Zerubbabel, de bestuurder van Juda. Dit was de boodschap van de Heer: ‘Zerubbabel moet niet vertrouwen op zijn eigen kracht, maar alleen op mij. Want ik zal hem helpen om alle moeilijkheden te overwinnen. Hij zal zelf de laatste steen voor de tempel op zijn plaats leggen. Dan zal iedereen juichen.
Zerubbabel is al begonnen met het werk aan de tempel, en hij zal het ook afmaken. Dan zal hij begrijpen dat ik, de machtige Heer, jou gestuurd heb.
Toen Zerubbabel met het werk begon, had niemand er vertrouwen in. Maar iedereen zal juichen als ze hem zien met de laatste steen in zijn handen.’