Opstand tegen Mozes
Kritiek op Mozes en Aäron
1-2Korach, de zoon van Jishar en de kleinzoon van Kehat, kwam uit de stam Levi. Hij kwam in opstand tegen Mozes. Ook drie mannen uit de stam Ruben kwamen in opstand: Datan en Abiram, de zonen van Eliab, en On, de zoon van Pelet. En verder nog 250 belangrijke leiders van het volk. Iedereen had respect voor hen.
3Al die mannen gingen tegenover Mozes en Aäron staan. Ze zeiden: ‘Mozes en Aäron, het moet afgelopen zijn met de manier waarop jullie je gedragen! Jullie denken dat jullie beter zijn dan de andere Israëlieten. Maar het hele volk is heilig, want de Heer is aanwezig bij alle Israëlieten.’
Mozes reageert
4Toen Mozes dat hoorde, boog hij diep voorover om te bidden. 5Daarna zei hij tegen Korach en de anderen: ‘Morgen weten we wie er heilig zijn en dicht bij de Heer mogen komen. Want dan zal de Heer laten zien wie van jullie bij hem hoort. Dan zal hij bepalen wie priester mag zijn.
6Luister, Korach, en jullie allemaal. Ik zal zeggen wat jullie moeten doen. Jullie moeten morgen allemaal een koperen schaal meebrengen. 7-8Doe er gloeiende kooltjes in, en leg daar wierook op. Daarna moeten jullie de schalen aanbieden aan de Heer. De persoon die dan door de Heer uitgekozen wordt, die is heilig.’
En Mozes zei: ‘Luister, Levieten, het moet afgelopen zijn met jullie kritiek! 9-10Onze God heeft jullie uitgekozen om hem te dienen. Jullie zijn de enigen van het volk die bij de heilige tent mogen werken. Dat werk doen jullie voor het hele volk. Jullie en de andere Levieten mogen dicht bij de Heer komen. Is dat niet genoeg? Willen jullie ook nog priester zijn?
11Jullie en al die mensen hier klagen tegen Aäron. Maar eigenlijk komen jullie in opstand tegen de Heer!’
Datan en Abiram luisteren niet
12Mozes gaf opdracht om Datan en Abiram te halen, de zonen van Eliab. Maar die zeiden: ‘We komen niet! 13U hebt ons weggehaald uit een land waar eten en drinken was voor iedereen. U hebt ons hierheen gebracht, om ons in de woestijn te laten sterven! Is dat niet genoeg? Moet u nu ook nog de baas over ons spelen?
14U zou ons naar een land brengen waar meer dan genoeg te eten en te drinken is voor iedereen. U zou ons akkers en wijngaarden geven. Maar u hebt ons bedrogen! Nee, we komen niet!’
15Toen werd Mozes woedend. Hij zei tegen de Heer: ‘Neem hun offers niet aan! Ik heb niemand van hen kwaad gedaan, ik heb nog nooit iemand slecht behandeld!’
De test met de koperen schalen
16Mozes zei nog een keer tegen Korach: ‘Jij en al je vrienden moeten morgen naar de heilige tent komen. Aäron zal er ook zijn. 17Iedereen moet een koperen schaal meebrengen, en daar gloeiende kooltjes en wierook in leggen. Al die schalen moeten naar de heilige tent gebracht worden, de schalen van de 250 mannen, en de schalen van jouzelf en van Aäron.’
18Zo gebeurde het. Iedereen pakte een schaal, en deed daar gloeiende kooltjes en wierook in. Iedereen ging bij de ingang van de heilige tent staan, ook Mozes en Aäron. 19En ook Korach en alle mensen die bij hem hoorden, stonden daar.
God wil het volk straffen
Toen zagen alle Israëlieten de Heer, stralend en machtig. 20De Heer zei tegen Mozes en Aäron: 21‘Ga opzij, weg bij die ongehoorzame mensen. Want ik ga hen onmiddellijk vernietigen!’
22Mozes en Aäron bogen diep voorover om te bidden. Ze zeiden: ‘God, u hebt iedereen het leven gegeven. Gaat u nu het hele volk straffen voor de fouten van één mens?’ 23Toen zei de Heer tegen Mozes: 24‘Zeg dat iedereen weg moet gaan bij de tenten van Korach, Datan en Abiram.’
25Mozes ging met de leiders van het volk naar de tenten van Datan en Abiram. 26En hij zei tegen het volk: ‘Ga weg, weg bij de tenten van deze slechte mannen! En raak niets aan dat van hen is. Anders zullen jullie sterven door hun fouten.’
27Daarna ging iedereen weg bij de tenten van Korach, Datan en Abiram.
Het volk zal zien wie gelijk heeft
Toen kwamen Datan en Abiram naar buiten. Ze bleven bij de ingang van hun tent staan. Hun vrouwen en kinderen stonden erbij.
28Mozes zei tegen het volk: ‘Nu zullen jullie begrijpen dat ik door de Heer uitgekozen ben. Niets van alles wat ik gedaan heb, heb ik zelf bedacht. Ik heb het allemaal gedaan omdat de Heer mij daarvoor opdracht gaf.
29Als de Heer mij niet uitgekozen heeft, zullen deze mensen net zo sterven als iedereen. 30Maar stel dat de Heer iets laat gebeuren dat nog nooit gebeurd is. Stel dat de aarde opengaat. En dat deze mensen met al hun bezit in de aarde verdwijnen, en levend begraven worden. Dan zullen jullie begrijpen dat zij tegen de Heer in opstand gekomen zijn.’
Alle ongehoorzame mensen sterven
31Direct na die woorden scheurde de grond open onder Korach, Datan en Abiram. 32Ze verdwenen in de aarde, samen met hun families, hun slaven en al hun bezittingen. 33Levend verdwenen ze naar het land van de dood, met iedereen die bij hen hoorde. De aarde sloot zich weer boven hen en zij waren er niet meer.
34Alle Israëlieten die erbij stonden, vluchtten weg. Want ze hoorden die mensen schreeuwen. En ze waren bang dat ze zelf ook in de aarde zouden verdwijnen.
35Toen kwam er vuur uit de heilige tent. En alle 250 mannen die wierook geofferd hadden, werden door het vuur gedood.