De drie grote feesten
Het Paasfeest
1Mozes zei verder: ‘Volk van Israël, luister. Vier het Paasfeest voor de Heer, jullie God, altijd in de eerste maand van het jaar. Want in die maand heeft hij jullie bevrijd uit Egypte, midden in de nacht. 2Vier het Paasfeest op de plaats die de Heer zal uitkiezen. Daar wil hij vereerd worden.
Slacht voor het Paasfeest eerst een geit, een schaap of een koe. 3En eet tijdens het feest geen brood dat klaargemaakt is met gist. Zeven dagen lang mogen jullie alleen brood eten zonder gist. Door dat brood zullen jullie je hele leven terugdenken aan de ellende in Egypte. En aan de nacht waarin jullie zo haastig uit Egypte moesten wegvluchten.
4In het hele land mag er zeven dagen lang nergens gist te vinden zijn. En van het dier dat jullie slachten op de avond van de eerste dag, mag geen vlees overblijven. Er mag niets tot de volgende dag bewaard worden.
5-6De dieren die bestemd zijn voor het Paasfeest, moet je ’s avonds slachten, als de zon ondergaat. Want op dat moment hebben jullie Egypte verlaten.
Je mag de dieren alleen slachten op de plaats die de Heer zal uitkiezen. Dat is de plaats waar hij vereerd wil worden. 7Daar moeten jullie het vlees klaarmaken en opeten. Na het feest kunnen jullie dan weer teruggaan naar huis.
8Jullie moeten dus zes dagen lang brood zonder gist eten. Op de zevende dag moeten jullie bij elkaar komen om feest te vieren voor de Heer, jullie God. Op die dag mogen jullie niet werken.
Het Wekenfeest
9Het Wekenfeest begint zeven weken nadat het eerste graan geoogst is. 10Vier dat feest ter ere van de Heer, jullie God. Breng hem tijdens dat feest zo veel offers als je kunt. Als je een grote oogst hebt, breng je veel offers. Als je een kleine oogst hebt, breng je weinig offers.
11-12Vier het Wekenfeest samen met je zonen en dochters, en je slaven en slavinnen. Vergeet niet dat jullie zelf slaaf geweest zijn in Egypte. Nodig ook de Levieten uit die bij je in de stad wonen, en alle weduwen en alle kinderen zonder vader. Vier het feest op de plaats die de Heer zal uitkiezen. Dat is de plaats waar hij vereerd wil worden.
Jullie moeten je precies houden aan alle regels voor het feest.
Het Loofhuttenfeest
13Het Loofhuttenfeest begint als de druiven geperst zijn en als het graan geoogst is. Vier dat feest zeven dagen lang. 14Maak er een groot feest van, samen met je zonen en dochters, en je slaven en slavinnen. Nodig ook de Levieten uit die bij je in de stad wonen, en alle vreemdelingen, alle weduwen en alle kinderen zonder vader.
15Vier het feest zeven dagen lang, in de stad die de Heer uitgekozen heeft. Maak er echt een groot feest van. Want de Heer zal ervoor zorgen dat het heel goed met jullie gaat, en dat jullie een grote oogst krijgen.
Drie feesten per jaar voor de Heer
16Drie keer per jaar moeten alle mannen de Heer gaan vereren op de plaats die hij uitkiest. Dat moet gebeuren tijdens het Paasfeest, tijdens het Wekenfeest en tijdens het Loofhuttenfeest.
De mannen mogen dan niet met lege handen komen, 17ze moeten geschenken meenemen voor de Heer. Wie een grote oogst gekregen heeft, moet grote geschenken geven. En wie een kleine oogst gekregen heeft, mag kleine geschenken geven.’
Het bestuur van het land
Er moeten rechters komen
18Mozes zei verder tegen de Israëlieten: ‘In alle steden die de Heer, jullie God, zal geven, moet eerlijk rechtgesproken worden. Daarom moeten jullie ervoor zorgen dat er overal in het land rechters en bestuurders komen.
19De rechters moeten eerlijk rechtspreken, ze moeten iedereen gelijk behandelen. En ze mogen geen geschenken aannemen. Want zelfs wijze en eerlijke mensen gaan liegen als ze geschenken krijgen.
20Het is belangrijk dat er steeds eerlijk rechtgesproken wordt! Als dat gebeurt, zullen jullie lang leven. Dan zullen jullie blijven wonen in het land dat de Heer, je God, aan jullie geeft.
Heb respect voor Gods altaar
21-22Let goed op als jullie straks een altaar bouwen voor de Heer, jullie God. Zet er geen heilige paal voor de godin Asjera naast. En ook geen andere heilige paal of steen. Want dat vindt de Heer verschrikkelijk.