Abner kiest de kant van David
David wordt steeds machtiger
1De strijd tussen de families van David en Saul duurde lang. David kreeg steeds meer macht, en de familie van Saul kreeg steeds minder macht.
David krijgt in Hebron zes zonen
2In de tijd dat David in Hebron woonde, kreeg hij zes zonen.
De oudste zoon was Amnon. Zijn moeder was Achinoam uit Jizreël. 3De tweede zoon was Kileab. Zijn moeder was Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel. De derde zoon was Absalom. Zijn moeder was Maächa, de dochter van koning Talmai van Gesur. 4De vierde zoon was Adonia. Zijn moeder was Chaggit. De vijfde zoon was Sefatja. Zijn moeder was Abital. 5En de zesde zoon was Jitream. Zijn moeder was Egla.
Dat waren de zonen die David in Hebron kreeg.
Abner wordt kwaad op Isboset
6De strijd tussen de families van Saul en David ging verder. Binnen de familie van Saul werd Abner steeds machtiger.
7Saul had een vrouw gehad die Rispa heette. Rispa was een dochter van Ajja. Op een dag vroeg Isboset, de zoon van Saul, aan Abner: ‘Waarom ben je met een vrouw van mijn vader naar bed geweest?’
8Abner werd woedend. ‘Wat?’ riep hij. ‘Je doet alsof ik slecht ben en de kant van Juda kies! Maar ik heb altijd gedaan wat het beste was voor de familie van Saul. Ik heb ervoor gezorgd dat jouw familie en vrienden niet door David gepakt werden. En nu beschuldig je mij ervan dat ik met een vrouw van Saul naar bed geweest ben!
9-10Voortaan zal ik David helpen. God mag me straffen als ik dat niet doe! God heeft David beloofd dat hij geen koning meer zal kiezen uit de familie van Saul. In plaats daarvan zal hij David koning maken. David zal koning zijn van heel Israël en Juda, van noord tot zuid!’
11Isboset werd zo bang voor Abner, dat hij niets meer durfde te zeggen.
Abner gaat met David samenwerken
12Abner stuurde meteen dienaren naar David met de volgende boodschap: ‘Van wie is het land Israël eigenlijk? Ik zal ervoor zorgen dat het hele volk van Israël voor u kiest. Laten we afspreken om samen te werken.’ 13David antwoordde: ‘Dat is goed, op één voorwaarde: breng Michal, de dochter van Saul, voor me mee.’
14Toen stuurde David dienaren naar Isboset. Hij liet hen het volgende zeggen: ‘Geef me mijn vrouw Michal terug. Ik kreeg haar als bruid toen ik Saul de voorhuiden van honderd Filistijnen gaf.’ 15Toen liet Isboset Michal weghalen bij haar man Paltiël, de zoon van Laïs. 16Paltiël ging huilend met Michal mee tot aan het dorp Bachurim. Maar Abner stuurde hem terug naar huis.
Abner wil dat David koning wordt
17Abner ging met de leiders van Israël onderhandelen. Hij zei: ‘Eigenlijk hebben jullie altijd al David als koning gewild. 18Dit is jullie kans. Maak David koning. Want de Heer heeft gezegd dat hij de Israëlieten zal redden met de hulp van David. De Heer zal jullie redden van de Filistijnen en van alle andere vijanden.’
19-20Abner sprak ook met de leiders van de stam Benjamin. Daarna ging hij met twintig mannen naar David in Hebron. Hij zei tegen David: ‘De leiders van Israël en van de stam Benjamin willen dat u hun koning wordt.’
Joab doodt Abner
David maakte voor Abner en de mannen een maaltijd klaar. 21Tijdens de maaltijd vroeg Abner aan David: ‘Mag ik weggaan om alle Israëlieten bij u te brengen? Zij zullen dan een verdrag met u sluiten. En u zult koning zijn van het hele gebied, zoals u zelf wilde.’ En David liet Abner gaan, zonder verder iets te vragen.
22Toen Abner weg was, kwamen Joab en de dienaren van David terug. Ze waren weg geweest om te stelen en te roven. Ze hadden veel kostbare spullen meegebracht. 23Joab hoorde dat Abner bij koning David geweest was. Hij hoorde ook dat David Abner zomaar had laten gaan. 24Joab ging meteen naar David toe en vroeg: ‘Wat hebt u gedaan? Abner is bij u geweest en u hebt hem zomaar laten gaan? 25U kent hem toch? Hij is een bedrieger en een spion! Hij wil weten wat uw plannen zijn.’
26Toen ging Joab weg bij David. Hij stuurde dienaren achter Abner aan, zonder dat David daar iets van wist. Bij de put van Sira haalden de dienaren Abner in. Ze vroegen hem om terug te komen.
27Toen Abner terugkwam in de stad, deed Joab alsof hij hem persoonlijk wilde spreken. Hij nam Abner mee naar het gebouw bij de stadspoort. Daar stak hij hem in zijn buik. Zo stierf Abner, omdat hij Joabs broer Asaël gedood had.
David hoopt dat Joab gestraft wordt
28Toen David hoorde wat er gebeurd was, riep hij: ‘De Heer weet dat mijn familie en ik onschuldig zijn! Wij kunnen er niets aan doen dat Abner gedood is! 29Joab is schuldig. Daarom hoop ik dat hij en zijn familie gestraft worden. Ik hoop dat er in Joabs familie altijd iemand is met een ernstige ziekte. Of iemand die moeilijk loopt, honger lijdt of sterft door geweld.’
30Joab en Abisai hadden Abner vermoord, omdat hij hun broer Asaël gedood had.
David rouwt om Abner
31David zei tegen Joab en zijn dienaren: ‘Scheur je kleren en trek rouwkleren aan. Loop daarna huilend voor het lichaam van Abner uit.’ David zelf liep achter het lichaam van Abner aan.
32Abner werd in Hebron begraven. David huilde bij Abners graf, en ook de soldaten huilden. 33En David zong een lied voor Abner:
‘Abner, waarom ben je niet als held gestorven?
34Je was niet eens gevangengenomen.
Je wist niet wat er ging gebeuren,
ineens werd je gedood.’
David hoopt dat Joab gestraft wordt
Toen begon iedereen nog harder te huilen. 35De soldaten brachten David iets te eten. Het was nog midden op de dag. Maar David verklaarde plechtig: ‘God mag me straffen als ik iets eet voordat het donker is.’ 36Iedereen hoorde wat koning David zei, en iedereen vond dat goed. Ook alle andere dingen die hij deed, vonden ze goed. 37Nu wist iedereen dat Abner niet gedood was in opdracht van David.
38David zei tegen zijn soldaten: ‘Jullie moeten weten dat Israël vandaag een machtige legerleider kwijtgeraakt is. 39Ik ben nu wel de koning, maar ik ben nog niet zo machtig. Joab en Abisai zijn machtiger dan ik. Ik hoop dat de Heer hetzelfde met Joab doet als Joab met Abner gedaan heeft.’