Vertrekken en thuiskomen: migranten in de Bijbel
Of het nu om vluchtelingen, avonturiers, gelukszoekers of veroveraars gaat: migratie is van alle tijden. Nu, maar niet minder in de Oudheid. ‘Van heinde en verre’ is dit jaar het thema van de Week van de Klassieken. Ook in de Bijbel zijn mensen telkens op reis, in beweging. Dat begint al in de eerste hoofdstukken, als Adam en Eva uit het paradijs verdreven worden. En het gaat door tot de laatste bladzijde, waar we lezen over thuiskomen in een nieuwe wereld.
In de vele Bijbelverhalen over erop uittrekken en ergens thuis komen, vinden we steeds de spanning tussen zelf vreemdeling zijn en de ander als vreemdeling zien (of juist leren om dat niet te doen!).
Wie is een vreemdeling?
Om Bijbelteksten over migratie en vreemdelingen goed te begrijpen, helpt het om iets te weten van de situatie van toen. In het Hebreeuws staat er dan vaak het woord geer (meervoud geriem). Dat beschrijft iemand die ergens woont zonder een eigen stukje grond te hebben. Van dit soort vreemdelingen – we zouden hen migranten noemen – waren er destijds veel. Ze waren voor hongersnood of oorlog gevlucht, zoals Elimelech en Noömi (Ruth 1:1-2
U bent zelf een vreemdeling geweest
Maar het vreemdeling-zijn zit al veel langer in hun DNA. Abraham, de stamvader van de Israëlieten, wordt door God geroepen om zijn eigen land te verlaten en in Kanaän te gaan wonen (Genesis 15
Net als bij teksten over rechtspraak en bij wetten over de omgang met arme mensen, gaat het bij teksten over vreemdelingen niet alleen om het naleven van regels, maar om een houding. De Israëlieten zijn zelf vreemdelingen geweest. Ze weten dus heel goed hoe het is om nergens bij te horen en uitgebuit te worden. Dat besef moet ervoor zorgen dat ze met andere ogen gaan kijken naar de migranten die nu bij hen wonen. Leviticus 19:33-34
Eenheid in Christus
In het Oude Testament wordt het verschil tussen Israël en mensen uit andere volken dus vaak al overbrugd. In het Nieuwe Testament gaat dat nog verder. Jezus gaat regelmatig om met mensen uit andere volken en reist door streken waar veel buitenlanders woonden (zie bijvoorbeeld Marcus 5:1-20
Wie ‘ja’ zegt tegen de God van de Bijbel, zegt daarmee ook ‘ja’ tegen een voortdurende, dagelijkse pelgrimage. Dat heeft gevolgen voor hoe je naar de wereld om je heen kijkt. Het verbindt je met mensen die onvrijwillig op pad zijn gegaan. Het zorgt ook voor een stukje relativering: je eigen ‘huisje, boompje, beestje’, hoe vertrouwd ook, is nog maar een voorproefje van dat echte thuiskomen dat de Bijbel belooft. En ten slotte zit aan die pelgrimage, ondanks alle relativering, ook een opdracht vast. Vrij vertaald naar Jeremia 29:4-7
Deze blog is gebaseerd op een thema-artikel uit de Rechte Bijbel