Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Het lastigste jongetje van de klas

Ezechiël: onder de boeken van de Bijbel misschien wel ‘het lastigste jongetje van de klas’. In de tijd dat de canon van de Bijbel werd vastgesteld, twijfelde men erover of dit boek moest worden opgenomen.

Door Mirjam van der Vorm – Croughs 

Rabbijnen hadden bezwaar tegen sommige teksten omdat God er zo gedetailleerd in wordt beschreven. Ze stelden zelfs een verbod in om die gedeelten in het openbaar te onderwijzen. De mysterieuze visioenen over God mochten alleen in kleine kring door volwassen mannen gelezen worden.

Ook moderne lezers vinden het boek vaak lastig, hoewel om andere redenen: niet alleen zijn de tekst en inhoud ingewikkeld, maar ook lijkt het godsbeeld dat door de profeet wordt geschetst soms hard en gewelddadig.

Toch heeft het boek Ezechiël ook een andere kant. Ja, God wordt beschreven als een heilige God, vol macht en luister, die zich kwaad maakt om de overtredingen van zijn volk. Maar tegelijkertijd toont Hij zichzelf als een God van hoop. Net zoals de regenboog die rondom zijn troon verschijnt (1:28) een teken van hoop is. Hij belooft zijn volk te redden en hun een goede toekomst te geven.

Een tweede hoopvolle boodschap van het boek is dat ieder mens alleen verantwoordelijk is voor wat hij zelf doet, niet voor wat zijn ouders hebben gedaan (Ezechiël 18). Ezechiël was hierin vernieuwend.

Afstemming

In de NBV is het boek Ezechiël goed vertaald: zorgvuldig, brontekstgetrouw en in mooi Nederlands. Tijdens de revisie hadden we in eerste instantie dan ook de indruk dat er weinig aan het boek hoefde te gebeuren. Toch bleken er bij nader inzien een aantal punten te zijn waarop het boek verbeterd kon worden. Dat had vooral te maken met consistentie en afstemming. Ezechiël is een boek met heel veel vaste terminologie, stereotiepe uitspraken en terugkerende motieven – maar in de NBV is dit niet altijd consistent aangepakt. De revisie van Ezechiël richtte zich daarom met name op het aanbrengen van consistentie.

Het meest verstrekkende voorbeeld betreft Ezechiël 3, 18 en 33, de drie hoofdstukken over de verantwoordelijkheid van de mens. In de brontekst bevatten deze teksten zeer veel onderlinge overeenkomsten, die in de NBV soms niet meer goed te zien zijn. In de NBV21 zijn deze parallelle teksten beter op elkaar afgestemd. Dat helpt de lezer verder. Juist in een lastig boek als Ezechiël werken zulke terugkerende teksten als wegwijzers. De hoofdstukken 3 en 33 spiegelen elkaar: het eerste luidt de onheilsboodschap in, het tweede de heilsboodschap die daar op volgt. En beide brengen kort naar voren wat in Ezechiël 18 uitgebreid wordt uiteengezet als een nieuw inzicht voor Israël: ook in een tijd van onheil en straf is niet alles verloren. Ieder mens, iedere generatie kan opnieuw de weg met God gaan.

Een ander typisch kenmerk van het boek Ezechiël is dat er regelmatig formuleringen en termen worden ontleend aan het boek Leviticus. Dat is niet verwonderlijk, want deze profeet heeft een priesterlijke achtergrond. Tijdens de revisie hebben we gecontroleerd of uitdrukkingen die teruggaan op Leviticus zoveel mogelijk in lijn met dat boek vertaald zijn. Waar dat niet het geval was, is dit aangepast. Zo is de vertaling van de steeds terugkerende woorden misjpat (‘regel’) en choeqa (‘bepaling’) afgestemd op de vertaling ervan in Leviticus.

Terugkeer

Een voorbeeld van een inhoudelijke wijziging houdt verband met het gebruik van werkwoorden als ‘terugkeren’, ‘terugbrengen’ en ‘teruggeven’ in de vertaling. Deze werkwoorden kom je regelmatig tegen in de NBV van Ezechiël als het gaat om de terugkeer van het volk Israël naar zijn eigen land. Maar opvallenderwijs worden ze in de Hebreeuwse brontekst van Ezechiël nooit gebruikt. Die spreekt niet over ‘terugbrengen’ maar over ‘brengen’, niet over ‘teruggaan’ maar over ‘gaan’, en niet over ‘teruggeven’ maar over ‘geven’.

Hierop werd gewezen door de Ezechiël-expert Johan Lust. Volgens hem zijn zulke werkwoorden met ‘terug’ erin in Ezechiël bewust vermeden. Hij schreef: ‘Vermoedelijk wilde de auteur van het boek Ezechiël de indruk wekken dat de Israëlieten het beloofde land nog moesten bereiken. De echte intocht moest nog gebeuren. Natuurlijk wist hij wel dat de Israëlieten vóór de ballingschap ook reeds in Palestina verbleven, zoals de patriarchen vóór hen. Maar dat was toen nog niet het beloofde land’ (Met Andere Woorden 2004/3, 16).

Tijdens de revisie van het boek Ezechiël hebben we het woordje ‘terug’ in dergelijke gevallen dan ook weggelaten. Daarmee komt het eigen verhaal van Ezechiël scherper naar voren: Israël na de ballingschap is niet een herhaling van hoe het was, maar een nieuw volk, door God als het ware uit de dood opgewekt. Heel beeldend wordt dit beschreven in het visioen van het dal vol beenderen, in Ezechiël 37 (zie met name vers 12 en vers 14).

11 En Hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” 12 Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël brengen. 13 Mijn volk, als Ik je graven open en jullie uit je graven laat komen, zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben. 14 Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, Ik zal jullie in je eigen land laten wonen, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER.”’

De revisie heeft de eenheid en nauwkeurigheid van de vertaling van Ezechiël verder versterkt. Ook al blijft het een lastig boek, het heeft de oplettende lezer veel te bieden. Het geeft inzicht in de gang van God met zijn volk en biedt daarbij eigen accenten. We hebben geprobeerd die goed zichtbaar en hoorbaar te maken.

Mirjam van der Vorm-Croughs is oudtestamentica en was lid van het vertaalteam van de NBV21. 

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons