‘God gaat ons voor de afgrond in’
Door Reinier Sonneveld
Volgens het Romeinse recht moest de bouwer van een brug de eerste maanden nadat hij hem voltooid had, eronder gaan wonen. Zo wisten ze een stuk zekerder dat deze bouwer zijn uiterste best zou doen om de hoogste kwaliteit te leveren. En als hij dat niet leverde, dan kon hij zijn fout in elk geval niet een tweede keer maken…
Toen wij in een heel gehorig huis woonden, heb ik vaak gedacht: wat zou het een mooie wet zijn als architecten, aannemers en woningcorporatiedirecteuren altijd zélf een tijdje in de huizen zouden moeten wonen die ze neerzetten. Er zouden geen gehorige huizen meer gebouwd worden. Mensen nemen andere beslissingen, zo blijkt ook uit onderzoek, als niet alleen anderen maar ook zijzelf nadelen kunnen ondervinden van die beslissingen. Als ze skin in the game hebben, zoals de Engelse uitdrukking luidt: als ze met huid en haar in het ‘spelletje’ betrokken zijn.
Daarom vochten legerleiders vroeger vooraan. De soldaten zagen dat, ze beseften dat deze leider zelf de afweging maakte dat dit de moeite waard was, hij nam dit risico, en dan durfden zij ook. En misschien wantrouwde je de brug, die zag er onmogelijk uit, je was misschien nog nooit over een brug heen gelopen, maar als je de architect er rustig onder zag slapen, dan gaf dat een garantie.
De Libanese denker Nassim N. Taleb noemt daarom skin in the game, de bereidheid dus om je hand ergens voor in het vuur te steken, hét kenmerk van iemand die je kunt vertrouwen. Ik moest aan zijn gelijknamige boek denken toen ik het kortste zinnetje van Jezus aan het kruis las, ‘Ik heb dorst’.
(…)
Een ramp morrelt aan je basisvertrouwen, sloopt dat misschien wel. De meesten van ons zijn opgegroeid met een zeker vertrouwen in onze eigen mogelijkheden, in ons lijf, in dit leven, in God. We krijgen een intuïtie mee dat we min of meer veilig zijn. We weten zo ongeveer wat we kunnen en hoe onze omgeving dan reageert. En dan komt de knauw. Waar je dacht dat je veilig was, blijk je niet meer veilig. Wat gewoon was, is niet meer gewoon.
Een fundamentele vraag die iedereen zich stelt in een crisis is: wat kan ik voortaan nog vertrouwen? Wat is wél zeker?
•
Het is in deze wereld dat God binnenstapt. Hij snakt en wij snakken. Hij smeekt om water aan het kruis en wij hebben onze noden. Hij hapt naar lucht, zijn longen worden in elkaar gedrukt doordat zijn schouders uiteengetrokken worden, en in de ziekenhuizen happen momenteel tienduizenden naar lucht. Hij is, zoals er staat, ‘in elk opzicht op de proef gesteld’.
Dat is een God die ik kan vertrouwen. Hij is niet een God die om een of andere duistere reden wezentjes maakt, hun allerlei onmogelijke eisen oplegt en bizarre adviezen geeft, en intussen zelf op veilige afstand blijft, heerlijk ver weg in zijn onaangedane hemel. God – en daarin is de christelijke religie uniek tussen de religies – legt ons geen eisen op die hij niet zelf volgt en vraagt ons geen weg te gaan die hij zelf niet is gegaan. Jezus heeft de Joodse wet nauwkeurig gevolgd en dit leven tot in de diepste afgronden geleefd. Hij kijkt niet op afstand toe hoe wij het doen, hij gaat ons voor. Jezus vraagt niet sec je kruis op te nemen, maar ‘neem je kruis op en volg mij’. Hij ging eerst.
Hij heeft het leven voor ons ontdekt. Elke stap die we zetten is eerder gezet. Hij is de architect die onder de brug woont. Hij is de legerleider die voorop gaat. Hij is de arts die zelf eerst de experimentele behandeling ondergaat. Hij vraagt niemand te gaan waar hij zelf niet eerder is geweest. Hij vraagt ons niet een kruis te dragen dat hij zelf niet eerst heeft gedragen.
Op de troon van dit heelal zit niet een koning die zich nog eens laat masseren en z’n teennagels laat bijvijlen, maar ‘een geslacht lam’. Dat is het weergaloze beeld tegen het einde van de Bijbel. Dit heelal wordt niet geregeerd door een expert in z’n ivoren toren, maar door een God die alles heeft meegemaakt. Eerder dan wij. En nog altijd. God is aanwezig in de geschiedenis als de gekruisigde. En elke dag, zoals er staat, kan hij ‘opnieuw worden gekruisigd’.
Wij ‘zuchten’, de hele schepping ‘zucht’. Wij snakken en de aarde snakt. En zo vaak ‘weten wij niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen’, maar ‘de Geest zelf zucht voor ons’. Het is God die met ons mee snakt en mee zucht. Wij hebben een snakkende, zuchtende, uitgedroogde, stikkende God.
Waar ben ik in de crisis?
Nooit waar God niet al lang is.
Fragment uit hoofdstuk 2 van ‘Waar is God in de crisis? En waar ben ik?’ van Reinier Sonneveld. Het is geschreven tijdens de intelligente lockdown en uitgegeven door drie christelijke uitgeverijen: Buijten & Schipperheijn, Vuurbaak en Gideon. Verkrijgbaar bij alle (internet)boekhandels. Via Soundcloud