Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
25 april 2018Matthijs de Jong

Een veelzeggend lachje

Soms kan een op het oog simpele vertaalkwestie je toch flink aan het denken zetten. Een mooi voorbeeld is dit korte zinnetje in Exodus 10:26, ‘geen enkel dier mag er achterblijven’. Op deze weergave in de NBV kwam het commentaar: de brontekst zegt het preciezer, daar staat het Hebreeuwse woord voor ‘hoef’. Eigenlijk staat er dus: ‘geen hoef mag achterblijven’. Dat is een stijlfiguur, een pars pro toto. Waarom zou je dat niet in de vertaling bewaren? En dan houdt de NBV ook nog erg van stijl en stijlfiguren. Dus ja, waarom niet?

Laten we dit zinnetje eerst even in zijn context lezen, dan weten we waar het over gaat:

24 Toen ontbood de farao Mozes en zei: ‘Ga de HEER dan maar vereren. Jullie kinderen mogen mee, maar jullie schapen, geiten en runderen moeten jullie hier laten.’ 25-26 Mozes antwoordde: ‘Zelfs al zou u ons offerdieren ter beschikking stellen, dan nog moet ons eigen vee mee – geen enkel dier mag er achterblijven. Want we moeten de HEER, onze God, een offer brengen van dieren uit onze eigen kudden, en pas als we op de plaats van bestemming zijn, weten we waarmee we hem moeten vereren.’

En nu terug naar de vraag: waarom zou de NBV hier niet die stijlfiguur laten staan?

NBV:
Zelfs al zou u ons offerdieren ter beschikking stellen, dan nog moet ons eigen vee mee – geen enkel dier mag er achterblijven.

Voorstel:
Zelfs al zou u ons offerdieren ter beschikking stellen, dan nog moet ons eigen vee mee – geen hoef mag achterblijven.

Dit is een van de kwesties die we ook deze week weer bespraken tijdens de masterclass over de revisie van de NBV. Er zijn inmiddels vier bijeenkomsten geweest. En elke keer als het voorstel in beeld verschijnt, gebeurt hetzelfde: een paar van de aanwezigen moeten lachen of gniffelen als ze lezen ‘geen hoef mag achterblijven’. Dat is ook mijn eigen ervaring: de tekst roept onbedoeld een grappig beeld op. Alsof je onwillekeurig een dier voor je ziet dat in de haast een hoef verliest.

Wat we ons als vertalers afvragen, is: welk effect hebben de woorden die we kiezen? Dat is iets dat voor de NBV zwaar weegt. Een bepaalde vertaling kan taalkundig juist zijn, maar als ze een heel verkeerd bijeffect heeft op lezers, schiet ze haar doel voorbij. Voor sommige vertalingen weegt dit argument niet zo zwaar. In de NBG 1951 of de HSV zie je gewoon die hoef staan in Exodus 10:26. Voor de NBV ligt de lat in dit opzicht hoger: de vertaling is pas geslaagd als die goed overkomt.

Wat is wijsheid? Stijlfiguren zijn een belangrijk element in de tekst – zeker voor de NBV. Maar ze vormen geen doel op zich. Het belangrijkste is, dat wat het Hebreeuws uitdrukt, in het Nederlands precies overkomt. In het Hebreeuws spreekt Mozes bloedserieus, hij zegt niets grappigs. Dan moeten we ervoor waken dat onze vertaling van zijn woorden niet onbedoeld grappig overkomt. Dus is het toch echt beter om de NBV op dit punt ongewijzigd te laten.

Dit is een van de voorbeelden uit onze masterclass. Dit betreft een klein punt, andere voorbeelden hebben juist een zware theologische lading. Voor ons als vertalers is het waardevol om onze overwegingen en dilemma’s bij de revisie van de NBV voor te leggen aan predikanten, voorgangers en anderen die zich intensief met de Bijbel bezighouden.

Deze blog is geschreven door Matthijs de Jong, hoofd Vertalen bij het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG).

Het NBG werkt de komende jaren aan de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004. Doel is om de kwaliteit te versterken en een versie van de NBV te maken die door nog meer mensen als hun Bijbel wordt omarmd.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons