Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
29 januari 2018

De hemelvaart van Jezus

Volgens de Bijbel stijgt Jezus veertig dagen na zijn opstanding verticaal op richting God. Logisch, toch? Want God bevindt zich in de hemel en de hemel bevindt zich boven de aarde. Maar deze voorstelling van zaken staat haaks op het tegenwoordige wereldbeeld. Moeten we Hemelvaartsdag dus maar afschaffen?

De vaste kijkers van De Wereld Draait Door (DWDD) zien ze met de regelmaat van de klok op de buis: gerenommeerde wetenschappers die bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel aanschuiven om het grote publiek bij te praten over de laatste ontwikkelingen in de wetenschap. Bijna letterlijk hangt Matthijs dan – plaatsvervangend voor ons allemaal – aan hun lippen en drinkt de zoete kennis die ze spuien gretig in. We zijn bijna zo ver – zo betogen de heren met een haast religieuze bevlogenheid – dat we snappen hoe het ooit allemaal begonnen is en hoe het universum in elkaar steekt. Er is, zo eindigt het optreden van de heren steevast, nog wel wat geld nodig om het allemaal mogelijk te maken. Maar dat terzijde.

Tja, het behoeft natuurlijk geen betoog dat het Bijbelse hemelvaartverhaal (Lucas 24:50-53; Handelingen 1:9-11) dan wel heel schril afsteekt tegen onze hedendaagse kennis van het universum: alsof de hemel zich slechts één etage boven de (platte!) aarde bevindt en je er zó met een wolk naartoe kunt. De gedachte alleen al! En dat er in de wereld van toen talloze andere hemelvaartverhalen de ronde deden die verdacht veel lijken op dat van Jezus maakt het er niet beter op: Heracles, Romulus, Ganymedes, Menelaos, Apollonius van Tyana: ze zouden allemaal aan de dood ontsnapt zijn door miraculeus ten hemel te varen. Allemaal vanaf een berg, door middel van een wolk als hemels transportmiddel en allemaal onder toeziend oog van getuigen, die vervolgens allemaal in aanbidding neerknielen … Allemaal na-aperij, vrome fictie en onversneden legende dus. Geen dominee die er vandaag de dag nog met goed fatsoen over zou kunnen of durven preken: een wel erg gedateerde geloofsvoorstelling die je maar het beste zo snel mogelijk achter je moet laten, wil je niet voor intellectuele zonderling of geflipte fundamentalist versleten worden …

Grieks-Romeinse oudheid
Inderdaad, men wist van bijna elke Romeinse keizer wel te vertellen dat die op het eind van zijn leven vergoddelijkt werd en sindsdien in de tegenwoordigheid van de onsterfelijke goden op de berg Olympus vertoefde. En ook over wonderdoeners en andere krachtpatsers uit die tijd deden zulke verhalen de ronde. Griekse en Romeinse lezers van het evangelie zullen dan ook met een blik van herkenning kennis genomen hebben van wat Lucas over Jezus vertelt. En ze konden het vermoedelijk nog wel waarderen ook: “Meer dan Heracles is hier!” hebben ze misschien gedacht.

Maar naast de rekkelijken waren er ook toen al de preciezen. Die zagen in al die concurrerende verhalen een regelrechte aantasting van de waarheidsaanspraken van het christelijk geloof. Justinus de Martelaar (tweede eeuw n.Chr.) moest zich in allerlei bochten wringen om vol te houden dat de hemelvaart van Jezus toch echt iets anders was dan de talloze mythen die onder de heidenen de ronde deden. Hij bedacht dat al die andere hemelvaartverhalen gewoon duivelse imitaties waren van Jezus’ hemelvaart. Tenminste, als ze van later datum waren. In het geval het om oudere verhalen ging (het merendeel!), dan moesten het wel – zo redeneerde hij – duivelse voorafschaduwingen van Jezus’ echte hemelvaart zijn. Tja, zo kan het dus ook.

Zo’n oplossing overtuigt ons natuurlijk niet meer. En we zullen dus iets anders moeten bedenken, willen we de kloof tussen toen en nu overbruggen en er iets zinnigs over kunnen zeggen. De moeite die wij als moderne lezers hebben met de wel erg plastische beschrijving van Jezus’ laatste afscheid is vaak een belemmering om de teksten in hun eigen(aardig)heid te waarderen en er met passie over te kunnen (s)preken en er iets mee te kunnen doen. Is het mogelijk om zulke teksten te lezen vanuit wat Paul Ricoeur noemt een “post-kritische naïviteit”? Misschien wel. Ik doe een poging.


Oude Testament en vroeg jodendom
Eerst maar eens een korte inventarisatie. In de Hebreeuwse Bijbel is maar tweemaal sprake van een hemelvaart als afsluiting van iemands leven, namelijk bij Henoch (Genesis 5:22-24) en bij Elia (2 Koningen 2:1-18). Vergeleken met de talloze hemelvaartverhalen in de wereld van toen een opvallend lage score. Dat zal voor een deel een reactie zijn op de al te uitbundige manier waarop er in de Umwelt van Israël mee werd omgesprongen. Je hoefde – ik vat de uitspraken van een paar Romeinse schrijvers maar even in eigen woorden samen – maar even iets gepresteerd te hebben in het leven en je kon al rekenen op een spectaculaire afsluiting van je biografie in de vorm van een hemelvaart (naast een al even conventionele manier om het leven op bijzondere manier aan te vangen, maar dat is weer een ander chapiter).

Maar die terughoudendheid – of moeten we het naar analogie van “religiestress” misschien “hemelvaartstress” noemen? – zal ook te maken hebben met de gangbare joods-oudtestamentische geloofsvoorstelling dat je na het sterven neerdaalde in het dodenrijk in plaats van opsteeg naar de hemel (vgl. Genesis 3:19). Een ontsnapping aan de dood via een hemelvaart doorbreekt die ijzeren regel en dan gaat het natuurlijk storen.
Bovendien was een hemelvaart in de Griekse en Romeinse wereld onlosmakelijk verbonden met de idee van vergoddelijking: iemand die in de hemel werd opgenomen (bv. de keizer, een filosoof van naam of iemand die een bijzondere prestatie had geleverd), werd metterdaad vergoddelijkt en verwierf de status van een onsterfelijke god(heid). En juist dat was een gedachte die in het joods-oudtestamentische en christelijke denken te vuur en te zwaard bestreden werd: er is immers maar één (ware) God (Deuteronomium 6:4) en er loopt bovendien een scherpe scheidslijn tussen God en mensen: “De hemel is de hemel van de Heer, de aarde heeft hij aan de mensen gegeven” (Psalm 115:16). Voor iedere rechtgeaarde jood en christen was het ongepast om de grens van het monotheïsme te passeren. Gezien de grote reserves ten aanzien van de heidense hemelvaartmythen en het feit dat er toch een paar hemelvaartverhalen in de Schrift stonden – ze eruitmikken was geen optie – moesten de Bijbelse verhalen dus haast wel per definitie anders gelezen worden of in ieder geval andere associaties hebben opgeroepen. En dat was inderdaad in geval!

In de joodse literatuur rond het begin van onze jaartelling wordt breed uitgemeten hoe het Henoch allemaal vergaan was voordat hij in Gods tegenwoordigheid werd opgenomen. Hij zou al tijdens zijn leven allerlei visioenen hebben gehad van wat er zich in de hemelse wereld allemaal afspeelde – en wat er daarna gebeurd was en nog zou moeten gebeuren. Na zijn “opname” zou hij een functie als schrijver of secretaris in het hemelse gerechtshof gaan bekleden om uiteindelijk zelfs een rol in het laatste oordeel te spelen. 

Dat geldt ook voor Elia. Die wordt onder toeziend oog van Elisa levend en wel in de hemel opgenomen: hij wordt door “een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, in een stormwind meegevoerd naar de hemel” (2 Koningen 2:11), een spectaculair en passend einde voor een profeet wiens aardse bediening door vuur gekenmerkt werd (bv. 1 Koningen 18:38; 2 Koningen 1:10, 12). Maar al in het Oude Testament klinkt de gedachte door dat een hemelvaart eigenlijk niet het laatste kan zijn dat er over Elia te zeggen valt. Immers, dat hij naar de hemel ging en niet met alle andere stervelingen in het dodenrijk neerdaalde, markeert hem als een bijzondere door God begenadigde profeet, die kennelijk met een bepaalde bedoeling in Gods tegenwoordigheid werd opgenomen. Tot nader order op een hemels zijspoor gezet om later opnieuw ingezet te kunnen worden, om het zo maar te zeggen. Vandaar ook dat in Maleachi 3:23-24 de terugkeer (wederkomst) van Elia wordt aangekondigd “voordat de dag van de Heer aanbreekt.” Zijn missie: de verzoening van ouders met hun kinderen en van kinderen met hun ouders, d.w.z.: hij herstelt de verbondsrelatie die verstoord was doordat de kinderen het pad der vaderen hadden verlaten en bereidt zo de langverwachte komst van God tot zijn volk voor.


Mozes, Ezra, Baruch en de rest
In de joodse bronnen uit de eerste eeuw na Christus en daarvoor wordt melding gemaakt van nog een paar andere Bijbelse personen die aan de dood ontsnapt zouden zijn en levend en wel in de hemel waren opgenomen. Maar opnieuw: veel waren het er niet. Zulk soort speculaties deden de ronde over Mozes (wiens graf volgens Deuteronomium 34:6 nooit gevonden is, wat aanleiding gaf tot talloze speculaties over hoe Mozes aan zijn einde was gekomen), maar ook over de priester Ezra, de schrijver-secretaris Baruch, de strijdvaardige Pinechas (Numeri 25:11) en de mysterieuze figuur van Melchisedek. Het wordt allemaal volgens een opmerkelijk vast stramien verteld. Het begint vaak met de aankondiging dat de desbetreffende persoon door God in de hemel zal worden opgenomen. Ze krijgen vervolgens de opdracht om kinderen of leerlingen laatste instructies mee te geven voor als de betrokkene er niet meer is. Niet zelden is er sprake van een periode van veertig dagen (!) die voorafgaat aan het eigenlijke moment van hemelvaart. Nadat de betreffende persoon ten hemel is gevaren – veelal op een wolk, vanaf een hoge berg en onder toeziend oog van omstanders – wordt hij (inderdaad, meestal een hij) daar door God “bewaard” om aan het einde der tijden zijn rentree te maken en zijn missie (alsnog) te voltooien. Het zijn juist die elementen die ook een rol spelen bij de hemelvaart van Jezus in Lucas en Handelingen. Lucas heeft onmiskenbaar aansluiting bij deze verhalen gezocht om iets over Jezus te zeggen. Iets over zijn status, zijn blijvende betekenis, over zijn missie die nog niet af was en ook waarom het allemaal zo lang moest duren.

Hemelvaart en wereldbeeld
Wat de Bijbel zegt over hemel, hemelvaart en wederkomst is onlosmakelijk verbonden met het toenmalige wereldbeeld, wist Rudolf Bultmann ons lang geleden al te melden. Men kon of wilde Jezus’ overgang naar de hemelse wereld kennelijk niet anders beschrijven dan met de toen beschikbare middelen en ruimtelijke begrippen (of gebrek daaraan). En het is ten enenmale onmogelijk om de voorstelling van zaken een-op-een van het ene wereldbeeld naar het andere over te zetten, of om zomaar uit de-wereld-van-de-tekst-van-toen in de-echte-wereld-van-nu te stappen. Dat gaat zomaar niet. Dat is als het verwijderen van een sticker op een stuk papier: zodra je dat doet, beschadig je de boel onherroepelijk.

Volgens Kuitert is het hemelvaartverhaal een poging van de eerste christenen om Jezus “op te hemelen.” Dat is geen onaardige woordspeling, want, inderdaad, dat is precies het punt waar het om gaat (of draait?). Daar hoeven we wat mij betreft niet moeilijk over te doen en daar is voor de apologeten onder ons ook geen enkele winst te behalen. We kunnen onze energie beter steken in de vraag wat we er vervolgens mee aan moeten, met dat haast Wittgensteiniaanse “taalspel” van de hemelvaart.

Holle frase of “self-involving speech-act”?
Volgens de oudste christelijke geloofsbelijdenissen is Jezus de verhoogde Heer die “gezeten is ter rechterhand Gods.” Dat is natuurlijk bij wijze van spreken: er staat niet echt een stoel in de hemel. Het is een metafoor om uit te drukken dat Jezus nu de hoogst denkbare (gezags)positie naast God inneemt. Dat is nog lang geen Drie-eenheidsdogma, maar desalniettemin een behoorlijk stevige claim die – als-ie waar is – niet zonder gevolgen kan blijven. Want dan krijgt dat malle hemelvaartverhaal opeens een lading die er niet om liegt. De claim dat Jezus ten hemel is gevaren (ja, ja, met inachtneming van alle ontmythologiserende ingrepen die je op zo’n uitspraak moet toepassen), wil dan zeggen dat hij nu bij God is en een status heeft die door niets of niemand wordt geëvenaard (Filippenzen 2:9). Als dat een holle frase is, moeten we de tent misschien maar sluiten. Maar als we de belijdenis van Jezus’ opstanding, verhoging en hemelvaart – in het jargon van de speech-act theory van J.L. Austin, John Searle en D.D. Evans – zouden opvatten als een “self-involving speech-act” (een uitspraak die je niet kunt doen zonder zelf buiten schot te blijven), dan heeft Jezus’ hemelvaart misschien toch meer voeten in de aarde dan je op het eerste gezicht zou denken. Je een volgeling van Jezus, de verhoogde Heer, noemen en je verder niets van hem aantrekken, dat is een beetje raar. Het is dus inderdaad een kwestie van wereldbeeld – niet in de zin van een natuurwetenschappelijk verklaringsmodel, maar een manier waarop je naar de werkelijkheid kijkt en je leven daarnaar inricht – een onlook, zou Evans het noemen. Uitdrukking van een basic Christian instinct, die hemelvaart van Jezus, niettegenstaande alle vragen en bedenkingen die je er op een onbewaakt ogenblik bij kunt hebben. Het is dan ook niet zo gek om daar tenminste één dag per jaar even bij stil te staan, natuurlijk om er vervolgens de rest van het jaar dagelijks handen en voeten aan te geven ….

Dr. Arie W. Zwiep, Vrije Universiteit Amsterdam. Deze blog verscheen eerder op pthu.nl/Bijbelblog

Verder lezen
Arie W. Zwiep, “Assumptus est in caelum: Rapture and Heavenly Exaltation in Early Judaism and Luke-Acts”, in Christ, the Spirit and the Community of God: Essays on the Acts of the Apostles, Tübingen: Mohr Siebeck, 2010, pp. 38-67.
Arie W. Zwiep, Tussen tekst en lezer, deel 2: Van moderniteit naar postmoderniteit, Amsterdam: VU University Press, 2013, tweede druk 2014.
Arie W. Zwiep, “Ascension Scholarship: Past, Present and Future”, in Ascent Into Heaven in the Lukan Writings: New Explorations of Luke’s Narrative Hinge (edited by David  W. Pao and David K. Bryan), Minneapolis: Fortress Press, 2016 (te verschijnen).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons