1Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem ben ik niet stil,
totdat het licht van haar gerechtigheid daagt
en de fakkel van haar redding brandt.
2Alle volken zullen je gerechtigheid zien,
alle koningen je luister.
Men zal je noemen bij een nieuwe naam
die de HEER zelf heeft bepaald.
3Je zult een schitterende kroon zijn
in de hand van de HEER,
een koninklijke tulband
in de hand van je God.
4Men noemt je niet langer Verlatene
en je land niet langer Troosteloos oord,
maar je zult heten Mijn verlangen
en je land Gehuwde.
Want de HEER verlangt naar jou
en je land wordt ten huwelijk genomen.
5Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt,
zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen,
en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid,
zo zal je God zich over jou verheugen.