Zegen - Deuteronomium 33:1-7


Bijbeltekst(en)
Deuteronomium 33
De twaalf stammen van Israël komen voort uit de zonen van Jakob (die later de naam Israël kreeg): Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali, Gad, Aser, Issachar, Zebulon, Jozef en Benjamin. De stam van Jozef bestond uit Jozef’s zonen Manasse en Efraïm (zie Genesis 48).
Voordat Mozes sterft, zegent hij de Israëlieten. Een herkenbare gebeurtenis, want ook Jakob zegende op deze manier zijn zonen, de stamvaders (zie Genesis 49). Maar nu is het nageslacht van elke zoon uitgegroeid tot een hele familie! Voor elke stam heeft Mozes een ander woord van bemoediging, waarschuwing en/of zegen.
Stel dat jij de kinderen in jouw omgeving een zegen zou mogen meegeven. Wat zou je hen, stuk voor stuk, dan toewensen?
