11Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; daarom vraag ik u dringend niet toe te geven aan wereldse begeerten, die uw ziel in gevaar brengen. 12Leid te midden van de heidenen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop Hij komt rechtspreken. 13Erken omwille van de Heer het gezag van de overheden die door mensen zijn aangesteld: van de keizer als de hoogste autoriteit 14en van de gouverneurs, door hem afgevaardigd om misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen. 15God wil namelijk dat u door het goede te doen onwetende dwazen de mond snoert. 16Handel als vrije mensen, maar ook als dienaren van God, want u moet u niet achter uw vrijheid verschuilen om u te misdragen. 17Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer.