21Voer jullie rechtsgeding, zegt de HEER,
lever overtuigende bewijzen, zegt Jakobs koning.
22Kom ermee voor de dag
en vertel ons wat er gebeuren zal.
Vertel ons over wat eertijds is gebeurd,
zodat wij de afloop kunnen nagaan.
Licht ons in over wat komen gaat,
23kondig aan wat de toekomst zal brengen,
dan weten wij dat jullie goden zijn.
Doe het, hetzij goed, hetzij slecht,
zodat wij het met eigen ogen kunnen zien.
24Maar nee, jullie zijn minder dan niets
en jullie daden hebben geen enkele waarde;
verafschuwd wordt ieder die voor jullie kiest.
25In het noorden liet Ik iemand opstaan, en hij kwam,
in het oosten, waar de zon rijst, riep hij mijn naam.
Hij vertrapt stadhouders als leem,
zoals een pottenbakker de klei treedt.
26Wie heeft hem vanaf het begin aangekondigd,
lang tevoren, zodat wij het wisten
en nu kunnen zeggen: ‘Het is waar!’?
Geen van jullie kondigde iets aan,
geen van jullie lichtte ons in,
niemand heeft een woord van jullie vernomen.
27Ik was de eerste die Sion verkondigde: ‘Kijk, daar zijn ze!’
Ik stuurde Jeruzalem een vreugdebode.
28Ik kijk om me heen, maar er is niemand,
onder jullie zie Ik geen enkele raadgever,
niet één die op mijn vragen kan antwoorden.
29Jullie zijn allemaal even armzalig
en jullie daden betekenen niets;
wind en leegte zijn jullie beelden.