27Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. 28Zo lijken ook jullie voor de mensen vanbuiten rechtvaardig, maar vanbinnen is het een en al huichelarij en wetsverachting.
29Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, 30en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” 31Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. 32Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! 33Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?
34Daarom, luister! Ik stuur profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. 35Zo zal al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen de tempel en het altaar. 36Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. 37Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. 38Jullie tempel wordt geheel aan zijn lot overgelaten. 39Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, totdat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”’