31Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? 32Zal Hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons dan met Hem ook niet alles schenken? 33Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. 34Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt, zit aan de rechterhand van God en pleit voor ons. 35Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? 36Er staat geschreven: ‘Om U worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’ 37Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij Hem die ons zijn liefde heeft bewezen. 38Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, 39hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.