Waarschuwingen wijzen de weg door het leven
1Mijn zoon, als je borg staat voor een ander,
hem dat met handslag hebt beloofd,
2als je aan je woord gebonden bent,
vastgeketend zit aan je belofte –
3bevrijd je dan, mijn zoon,
want die ander heeft je in zijn greep.
Vooruit, dring aan, neem de schande voor lief,
4-5ga niet slapen, gun jezelf geen rust
voordat je je van hem hebt losgemaakt,
zoals een gazelle ontkomt aan de jager,
een vogel ontsnapt aan de vogelaar.
6Ga naar de mieren, luiaard,
kijk hoe ze werken en word wijs.
7Hoewel er onder hen geen leider is,
geen aanvoerder, geen koning,
8halen ze in de zomer voedsel binnen,
leggen ze in de oogsttijd een voorraad aan.
9Hoe lang nog, luiaard, blijf je slapen,
wanneer kom je uit bed?
10Nog even dan? Nog even slapen, nog een beetje rusten,
een ogenblik nog blijven liggen?
11Armoede zal je overvallen als een struikrover,
gebrek je neerslaan als een bandiet.