Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

23 oktober - Rechters 8:4-21

Bijbeltekst(en)

Rechters 8

Gideon rekent af met Midjan, Sukkot en Penuel

4Ook Gideon was dus met zijn driehonderd manschappen de Jordaan overgestoken om de Midjanieten te achtervolgen, hoewel ze de uitputting nabij waren. 5Daarom vroeg hij aan de burgers van Sukkot: ‘Ik zit Zebach en Salmunna achterna, de koningen van Midjan. Geef mijn soldaten wat te eten, want ze zijn uitgeput.’ 6Maar het stadsbestuur van Sukkot zei: ‘Waarom zouden wij uw leger te eten geven? Hebt u Zebach en Salmunna soms al in handen gekregen?’ 7‘Nee, dat niet,’ antwoordde Gideon. ‘Maar zodra de HEER Zebach en Salmunna aan mij uitlevert, zal ik u komen afranselen met doorntakken en distels uit de woestijn, daar kunt u van op aan!’ 8Van Sukkot ging hij verder naar Penuel. Hij deed de burgers van Penuel hetzelfde verzoek als hij de burgers van Sukkot had gedaan, en kreeg van hen hetzelfde antwoord. 9Daarop bedreigde hij ook de burgers van Penuel, met de woorden: ‘Zodra ik ongedeerd terugkeer, zal ik uw toren met de grond gelijkmaken.’

10Zebach en Salmunna hadden intussen hun kamp opgeslagen in Karkor. Ze waren met ongeveer vijftienduizend man, meer was er van het leger van de woestijnvolken niet over. Honderdtwintigduizend geoefende krijgslieden waren al gesneuveld. 11Gideon volgde de nomadenroute ten oosten van Nobach en Jogboha en slaagde erin het kamp van de Midjanieten, die zich veilig waanden, te overrompelen. 12De beide koningen Zebach en Salmunna probeerden in de algemene verwarring te ontkomen, maar hij haalde ze in en nam ze gevangen.

13Gideon, de zoon van Joas, keerde via de Cherespas uit de strijd terug. 14Onderweg kreeg hij een jongen uit Sukkot te pakken. Hij hoorde hem uit en liet hem de namen opschrijven van de oudsten en de leden van het stadsbestuur; het waren er zevenenzeventig. 15Toen ging hij naar Sukkot en zei: ‘Kijk, hier heb ik Zebach en Salmunna, met wie u mij hebt gehoond door te zeggen: “Waarom zouden wij uw leger te eten geven? Hebt u Zebach en Salmunna soms al in handen gekregen?”’ 16Hij nam de oudsten gevangen en liet doorntakken en distels uit de woestijn halen. En de burgers van Sukkot hebben het geweten! 17Ook haalde hij de toren van Penuel omver en doodde hij de inwoners van die stad.

18Gideon vroeg aan Zebach en Salmunna: ‘Wat waren dat voor mannen die u bij de Tabor hebt gedood?’ ‘Ze zagen er net zo uit als u,’ antwoordden ze. ‘Het leken stuk voor stuk wel koningszonen.’ 19Toen zei Gideon: ‘Dat waren mijn volle broers, de zonen van mijn eigen moeder. Zo waar de HEER leeft, als u hen toen in leven had gelaten, zou ik u nu niet doden.’ 20En hij droeg zijn oudste zoon Jeter op: ‘Vooruit, dood ze!’ Maar de jongen trok zijn zwaard niet; hij durfde niet, omdat hij nog zo jong was. 21Zebach en Salmunna zeiden: ‘Doet u het dan zelf. U bent mans genoeg.’ Toen doodde Gideon hen zelf. De gouden maantjes die de nek van hun dromedarissen sierden nam hij mee.

Rechters 8:4-21NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.39.0
Volg ons